Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- agrado:
- agradar:
-
Wiktionary:
- agrado → iets aangenaams, iets prettigs, bijval, fiat, goedkeuring, goedkeuren, aangenaamheid, behaaglijkheid, genoeglijkheid, liefheid, voorkomendheid, vriendelijkheid, bereidvaardigheid, schikkelijkheid, toeschietelijkheid, genoegen, plezier, pret, vermaak, behagen, welbehagen, welgevallen, zin
- agradar → behagen, bevallen, charmeren
- agradar → bevallen, behagen, aanstaan, zinnen
Spaans
Uitgebreide vertaling voor agrado (Spaans) in het Nederlands
agrado:
Vertaal Matrix voor agrado:
Verwante woorden van "agrado":
Synoniemen voor "agrado":
Wiktionary: agrado
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• agrado | → iets aangenaams; iets prettigs; bijval; fiat; goedkeuring; goedkeuren; aangenaamheid; behaaglijkheid; genoeglijkheid | ↔ agrément — action d’agréer. |
• agrado | → liefheid; voorkomendheid; vriendelijkheid; bereidvaardigheid; schikkelijkheid; toeschietelijkheid | ↔ obligeance — soutenu|fr disposition à se montrer obligeant, serviable. |
• agrado | → genoegen; plezier; pret; vermaak; behagen; welbehagen; welgevallen; zin | ↔ plaisir — sentiment, sensation agréable. |
agrado vorm van agradar:
-
agradar (gustar; dar gusto)
-
agradar (dar satisfacción a; dar gust a; contentar)
bevallen; plezieren; aangenaam aandoen-
aangenaam aandoen werkwoord (doe aangenaam aan, doet aangenaam aan, deed aangenaam aan, deden aangenaam aan, aangenaam aangedaan)
-
agradar (reflexionar; pensar; considerar; contemplar; reflexionar sobre; idear; fantasear; meditar)
-
agradar (gustar; divertir; parecer bien; gozar; deleitarse; disfrutar; recrearse; aprobar)
Conjugations for agradar:
presente
- agrado
- agradas
- agrada
- agradamos
- agradáis
- agradan
imperfecto
- agradaba
- agradabas
- agradaba
- agradábamos
- agradabais
- agradaban
indefinido
- agradé
- agradaste
- agradó
- agradamos
- agradasteis
- agradaron
fut. de ind.
- agradaré
- agradarás
- agradará
- agradaremos
- agradaréis
- agradarán
condic.
- agradaría
- agradarías
- agradaría
- agradaríamos
- agradaríais
- agradarían
pres. de subj.
- que agrade
- que agrades
- que agrade
- que agrademos
- que agradéis
- que agraden
imp. de subj.
- que agradara
- que agradaras
- que agradara
- que agradáramos
- que agradarais
- que agradaran
miscelánea
- ¡agrada!
- ¡agradad!
- ¡no agrades!
- ¡no agradéis!
- agradado
- agradando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor agradar:
Synoniemen voor "agradar":
Computer vertaling door derden: