Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. afluir:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor afluir (Spaans) in het Nederlands

afluir:

afluir werkwoord

  1. afluir (afluir a; entrada masiva; entrar a mares; )
    massaal opkomen; toestromen
    • massaal opkomen werkwoord (kom massaal op, komt massaal op, kwam massaal op, kwamen massaal op, massaal opgekomen)
    • toestromen werkwoord (stroom toe, stroomt toe, stroomde toe, stroomden toe, toegestroomd)
  2. afluir (entrar en; afluir a; entrada masiva; entrar a mares; acudir en masa)
    binnenstromen
    • binnenstromen werkwoord (stroom binnen, stroomt binnen, stroomde binnen, stroomden binnen, binnengestroomd)
  3. afluir (inundar; entrada masiva; entrar en; )
    instromen
    • instromen werkwoord (stroom in, stroomt in, stroomde in, stroomden in, ingestroomd)
  4. afluir (agruparse; juntarse; confluir)
  5. afluir (confluir; fusionar)
    samenvloeien
    • samenvloeien werkwoord (vloei samen, vloeit samen, vloeide samen, vloeiden samen, samengevloeid)

Conjugations for afluir:

presente
  1. afluyo
  2. afluyes
  3. afluye
  4. afluimos
  5. afluís
  6. afluyen
imperfecto
  1. afluía
  2. afluías
  3. afluía
  4. afluíamos
  5. afluíais
  6. afluían
indefinido
  1. afluí
  2. afluiste
  3. afluyó
  4. afluimos
  5. afluisteis
  6. afluyeron
fut. de ind.
  1. afluiré
  2. afluirás
  3. afluirá
  4. afluiremos
  5. afluiréis
  6. afluirán
condic.
  1. afluiría
  2. afluirías
  3. afluiría
  4. afluiríamos
  5. afluiríais
  6. afluirían
pres. de subj.
  1. que afluya
  2. que afluyas
  3. que afluya
  4. que afluyamos
  5. que afluyáis
  6. que afluyan
imp. de subj.
  1. que afluyera
  2. que afluyeras
  3. que afluyera
  4. que afluyéramos
  5. que afluyerais
  6. que afluyeran
miscelánea
  1. ¡afluye!
  2. ¡afluid!
  3. ¡no afluyas!
  4. ¡no afluyáis!
  5. afluido
  6. afluyendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor afluir:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
binnenstromen acudir en masa; afluir; afluir a; entrada masiva; entrar a mares; entrar en
instromen acudir en masa; afluir; afluir a; entrada masiva; entrar a mares; entrar en; inundar
massaal opkomen acudir en masa; afluir; afluir a; entrada masiva; entrar a mares; entrar en; inundar
samenstromen afluir; agruparse; confluir; juntarse
samenvloeien afluir; confluir; fusionar
toestromen acudir en masa; afluir; afluir a; entrada masiva; entrar a mares; entrar en; inundar

Synoniemen voor "afluir":


Wiktionary: afluir

afluir
verb
  1. voortbewegen van vloeistoffen

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van afluir