Spaans

Uitgebreide vertaling voor afirmar (Spaans) in het Nederlands

afirmar:

afirmar werkwoord

  1. afirmar
    goedkeuren; bevestigen; bekrachtigen; homologeren; bezegelen
    • goedkeuren werkwoord (keur goed, keurt goed, keurde goed, keurden goed, goedgekeurd)
    • bevestigen werkwoord (bevestig, bevestigt, bevestigde, bevestigden, bevestigd)
    • bekrachtigen werkwoord (bekrachtig, bekrachtigt, bekrachtigde, bekrachtigden, bekrachtigd)
    • homologeren werkwoord (homologeer, homologeert, homologeerde, homologeerden, gehomologeerd)
    • bezegelen werkwoord (bezegel, bezegelt, bezegelde, bezegelden, bezegeld)

Conjugations for afirmar:

presente
  1. afirmo
  2. afirmas
  3. afirma
  4. afirmamos
  5. afirmáis
  6. afirman
imperfecto
  1. afirmaba
  2. afirmabas
  3. afirmaba
  4. afirmábamos
  5. afirmabais
  6. afirmaban
indefinido
  1. afirmé
  2. afirmaste
  3. afirmó
  4. afirmamos
  5. afirmasteis
  6. afirmaron
fut. de ind.
  1. afirmaré
  2. afirmarás
  3. afirmará
  4. afirmaremos
  5. afirmaréis
  6. afirmarán
condic.
  1. afirmaría
  2. afirmarías
  3. afirmaría
  4. afirmaríamos
  5. afirmaríais
  6. afirmarían
pres. de subj.
  1. que afirme
  2. que afirmes
  3. que afirme
  4. que afirmemos
  5. que afirméis
  6. que afirmen
imp. de subj.
  1. que afirmara
  2. que afirmaras
  3. que afirmara
  4. que afirmáramos
  5. que afirmarais
  6. que afirmaran
miscelánea
  1. ¡afirma!
  2. ¡afirmad!
  3. ¡no afirmes!
  4. ¡no afirméis!
  5. afirmado
  6. afirmando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor afirmar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
homologeren homologación
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bekrachtigen afirmar acreditar; observar; pegar un sello; percatarse de; precintar; ratificar; rubricar; sellar; señalar; ver
bevestigen afirmar abotonar; abrochar; acceder; adherirse; admitir; asentir a; atar; colocar; conceder; confirmar; consentir; fijar; montar; pegar; reconocer; sujetar; suscribir
bezegelen afirmar sellar
goedkeuren afirmar aceptar; admitir; aprobar; autorizar; conceder; consentir
homologeren afirmar
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
goedkeuren autorizar

Synoniemen voor "afirmar":


Wiktionary: afirmar

afirmar
verb
  1. een officieel stempel van goedkeuring aan iets of iemand verlenen
  2. bevestigen dat men het eens is met iets
  3. zeggen dat iets is zoals gevraagd is of verondersteld wordt
  4. vastmaken
  5. iets met stelligheid verklaren waarvan het voor anderen niet duidelijk is of het waar is

Cross Translation:
FromToVia
afirmar beweren claim — to state a new fact
afirmar beweren behaupten — (transitiv) etwas sagen, was nicht stimmen muss oder gar unglaubwürdig ist
afirmar bekrachtigen; affirmeren; versterken bekräftigen — (transitiv) etwas mit Nachdruck bestätigen
afirmar spreken; zeggen sagenbestimmte Worte sprechen (mit direkter oder indirekter Rede verwenden)
afirmar beamen; bevestigen; ja zeggen; toestemmen; beweren; verzekeren affirmerassurer, soutenir qu’une chose est vraie.