Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal achica

Vertaal achica van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. achicar:
  2. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor achica (Spaans) in het Nederlands

achicar:

achicar werkwoord

  1. achicar (reprimir; sofocar)
    onderdrukken; de kop indrukken
    • onderdrukken werkwoord (onderdruk, onderdrukt, onderdrukte, onderdrukten, onderdrukt)
    • de kop indrukken werkwoord (druk de kop in, drukt de kop in, drukte de kop in, drukten de kop in, de kop ingedrukt)
  2. achicar (disminuir; reducir; aminorar; )
    verkleinen; minimaliseren; kleiner maken
    • verkleinen werkwoord (verklein, verkleint, verkleinde, verkleinden, verkleind)
    • minimaliseren werkwoord (minimaliseer, minimaliseert, minimaliseerde, minimaliseerden, geminimaliseerd)
    • kleiner maken werkwoord
  3. achicar (despreciar; desestimar; denigrar; )
    minachten; verachten; neerkijken op; geringschatten
    • minachten werkwoord (minacht, minachtte, minachtten, geminacht)
    • verachten werkwoord (veracht, verachtte, verachtten, veracht)
    • neerkijken op werkwoord (kijk neer op, kijkt neer op, keek neer op, keken neer op, neergekeken op)
    • geringschatten werkwoord (geringschat, geringschatte, geringschatten, geringgeschat)
  4. achicar
    hozen; uithoren
    • hozen werkwoord (hoos, hoost, hoosde, hoosden, gehoosd)
    • uithoren werkwoord (hoor uit, hoort uit, hoorde uit, hoorden uit, uitgehoord)
  5. achicar (sacar; aclarar)
    uitscheppen; hozen; leeghozen

Conjugations for achicar:

presente
  1. achico
  2. achicas
  3. achica
  4. achicamos
  5. achicáis
  6. achican
imperfecto
  1. achicaba
  2. achicabas
  3. achicaba
  4. achicábamos
  5. achicabais
  6. achicaban
indefinido
  1. achicé
  2. achicaste
  3. achicó
  4. achicamos
  5. achicasteis
  6. achicaron
fut. de ind.
  1. achicaré
  2. achicarás
  3. achicará
  4. achicaremos
  5. achicaréis
  6. achicarán
condic.
  1. achicaría
  2. achicarías
  3. achicaría
  4. achicaríamos
  5. achicaríais
  6. achicarían
pres. de subj.
  1. que achice
  2. que achices
  3. que achice
  4. que achicemos
  5. que achicéis
  6. que achicen
imp. de subj.
  1. que achicara
  2. que achicaras
  3. que achicara
  4. que achicáramos
  5. que achicarais
  6. que achicaran
miscelánea
  1. ¡achica!
  2. ¡achicad!
  3. ¡no achices!
  4. ¡no achicéis!
  5. achicado
  6. achicando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor achicar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kleiner maken reducción; restricción
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
de kop indrukken achicar; reprimir; sofocar
geringschatten achicar; denigrar; desdeñar; desestimar; despreciar; empequeñecer; fastidiar; jorobar; menospreciar; subestimar; tratar con menosprecio
hozen achicar; aclarar; sacar
kleiner maken achicar; aminorar; disminuir; empequeñecer; rebajar; recortar; reducir diminuir; reducir
leeghozen achicar; aclarar; sacar
minachten achicar; denigrar; desdeñar; desestimar; despreciar; empequeñecer; fastidiar; jorobar; menospreciar; subestimar; tratar con menosprecio
minimaliseren achicar; aminorar; disminuir; empequeñecer; rebajar; recortar; reducir disminuir; hacer menos; minimizar; reducir
neerkijken op achicar; denigrar; desdeñar; desestimar; despreciar; empequeñecer; fastidiar; jorobar; menospreciar; subestimar; tratar con menosprecio
onderdrukken achicar; reprimir; sofocar tener bajo control
uithoren achicar acceder; acceder a; aprender; atender; atender a; comprender; cumplir con; dar; deber de ser; encuestar; entender; enterarse; escuchar; examinar; interrogar; oír; reconocer; saber; ser de; tomar declaración a
uitscheppen achicar; aclarar; sacar
verachten achicar; denigrar; desdeñar; desestimar; despreciar; empequeñecer; fastidiar; jorobar; menospreciar; subestimar; tratar con menosprecio
verkleinen achicar; aminorar; disminuir; empequeñecer; rebajar; recortar; reducir aminorar; atenuar; decrecer; diminuir; disminuir; menguar; mermar; reducir; reducir tamaño; restringir

Synoniemen voor "achicar":


Wiktionary: achicar

achicar
verb
  1. water uit een boot scheppen
  2. kleding vernauwen
Cross Translation:
FromToVia
• achicar → verkleinen ↔ close — to make smaller
• achicar → kleiner doen lijken ↔ rapetisser — Rendre ou faire paraître plus petit







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0291 seconde
Page rendered in 1.0 seconds