Abstinencia in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

abstinencia:
- vasten; onthouden; abstinentie; geheelonthouding; onthouding; 't afzien van; onderbreking; onderbreken; verbreken; afschaffing
Wiktionary:
- abstinencia → abstinentie
- abstinencia → onthouding, abstinentie, geheelonthouding

Spaans

Uitgebreide vertaling voor abstinencia (Spaans) in het Nederlands

la abstinencia
de vasten; onthouden
- vasten [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- onthouden [znw.] zelfstandig naamwoord
la abstinencia (abstención)
de abstinentie; de geheelonthouding; de onthouding; 't afzien van
- abstinentie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- geheelonthouding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- onthouding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- 't afzien van [znw.] zelfstandig naamwoord
la abstinencia (abstención)
de onderbreking; onderbreken; verbreken
- onderbreking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- onderbreken [znw.] zelfstandig naamwoord
- verbreken [znw.] zelfstandig naamwoord
la abstinencia (abstinencia total de bebidas alcohólicas; abstención)
de geheelonthouding; de afschaffing
- geheelonthouding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- afschaffing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
't afzien van	abstención; abstinencia
abstinentie	abstención; abstinencia
afschaffing	abstención; abstinencia; abstinencia total de bebidas alcohólicas	abolición; cierre; disolución; eliminación; liquidación; renuncio
geheelonthouding	abstención; abstinencia; abstinencia total de bebidas alcohólicas
onderbreken	abstención; abstinencia
onderbreking	abstención; abstinencia	aplazamiento; demora; descanso; fracción; intermedio; interrupción; pausa; reposo; respiro; rotura; ruptura
onthouden	abstinencia
onthouding	abstención; abstinencia
vasten	abstinencia
verbreken	abstención; abstinencia
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
onderbreken		cortar; hacer parar; interrumpir; suspender
onthouden		abstenerse; acordarse de; conmemorar; rechazar; recordar; reservarse; retener
vasten		abstenerse; ayunar; hacer huelga de hambre
verbreken		disociar; interrumpir; quebrar; romper; separar

abstinencia

noun

(medisch, nld) onthouding, m.n. van medicijnen, alcohol, drugs
- abstinentie → abstinencia

Cross Translation:

From	To	Via
• abstinencia	→ onthouding	↔ abstinence — the act or practice of abstaining
• abstinencia	→ onthouding	↔ abstinence — action de s’abstenir.
• abstinencia	→ abstinentie; onthouding; geheelonthouding	↔ sobriété — caractère de celui qui est sobre, modérer dans le boire et le manger.
• abstinencia	→ abstinentie; onthouding; geheelonthouding	↔ tempérance — didactique\|fr Fait de tempérer.