Spaans

Uitgebreide vertaling voor absolver (Spaans) in het Nederlands

absolver:

absolver werkwoord

  1. absolver (descargar; declarar inocente; pronunciar sentencia absolutoria)
    vrijspreken; dechargeren; zuiveren; onschuldig verklaren; vrijpleiten
    • vrijspreken werkwoord (spreek vrij, spreekt vrij, sprak vrij, spraken vrij, vrijgesproken)
    • dechargeren werkwoord (dechargeer, dechargeert, dechargeerde, dechargeerden, gedechargeerd)
    • zuiveren werkwoord (zuiver, zuivert, zuiverde, zuiverden, gezuiverd)
    • onschuldig verklaren werkwoord (verklaar onschuldig, verklaart onschuldig, verklaarde onschuldig, verklaarden onschuldig, onschuldig verklaard)
    • vrijpleiten werkwoord (pleit vrij, pleitte vrij, pleitten vrij, vrijgepleit)
  2. absolver (eximir de; descargar; desahogar; )
    ontslaan van een verplichting; ontlasten; vrijstellen; ontheffen

Conjugations for absolver:

presente
  1. absuelvo
  2. absuelves
  3. absuelve
  4. absolvemos
  5. absolvéis
  6. absuelven
imperfecto
  1. absolvía
  2. absolvías
  3. absolvía
  4. absolvíamos
  5. absolvíais
  6. absolvían
indefinido
  1. absolví
  2. absolviste
  3. absolvió
  4. absolvimos
  5. absolvisteis
  6. absolvieron
fut. de ind.
  1. absolveré
  2. absolverás
  3. absolverá
  4. absolveremos
  5. absolveréis
  6. absolverán
condic.
  1. absolvería
  2. absolverías
  3. absolvería
  4. absolveríamos
  5. absolveríais
  6. absolverían
pres. de subj.
  1. que absuelva
  2. que absuelvas
  3. que absuelva
  4. que absuelvamos
  5. que absuelváis
  6. que absuelvan
imp. de subj.
  1. que absolviera
  2. que absolvieras
  3. que absolviera
  4. que absolviéramos
  5. que absolvierais
  6. que absolvieran
miscelánea
  1. ¡absuelve!
  2. ¡absolved!
  3. ¡no absuelvas!
  4. ¡no absolváis!
  5. absuelto
  6. absolviendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor absolver:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dechargeren absolver; declarar inocente; descargar; pronunciar sentencia absolutoria
onschuldig verklaren absolver; declarar inocente; descargar; pronunciar sentencia absolutoria
ontheffen absolver; desahogar; descargar; dispensar de; eximir de; exonerar de; librar despachar; destituir; disolver; echar; enviar; expulsar; mandar
ontlasten absolver; desahogar; descargar; dispensar de; eximir de; exonerar de; librar
ontslaan van een verplichting absolver; desahogar; descargar; dispensar de; eximir de; exonerar de; librar
vrijpleiten absolver; declarar inocente; descargar; pronunciar sentencia absolutoria abogar la absolución
vrijspreken absolver; declarar inocente; descargar; pronunciar sentencia absolutoria
vrijstellen absolver; desahogar; descargar; dispensar de; eximir de; exonerar de; librar
zuiveren absolver; declarar inocente; descargar; pronunciar sentencia absolutoria depurar; desinfectar; limpiar; purgar; purificar; quitar

Synoniemen voor "absolver":


Wiktionary: absolver

absolver
verb
  1. (overgankelijk) (rooms-katholicisme) zonden vergeven
  2. onschuldig verklaren

Cross Translation:
FromToVia
absolver ontheffen; kwijtschelden; vergeven absolve — set free
absolver vergeven; vrijspreken absolve — pronounce free or give absolution
absolver vrijspreken; kwijtschelden; verlossen acquit — to discharge from an obligation
absolver vrijspreken; absolveren; de absolutie geven absoudre — (term, Droit criminel) renvoyer de l’accusation une personne reconnaître l’auteur d’un fait qui n’est pas qualifier punissable par la loi.
absolver vrijspreken; absolveren; de absolutie geven; kwijtschelden; vereffenen; verrekenen; afbetalen acquitterrendre quitte, libérer des dettes. Il se dit en parlant des personne et des choses.