Abjurar in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

abjurar:
- verstoten; afzweren; verloochenen; verzaken; loochenen; logenstraffen
- verloochening
Wiktionary:
- abjurar → afzweren

Spaans

Uitgebreide vertaling voor abjurar (Spaans) in het Nederlands

abjurar:

abjurar werkwoord

abjurar (renunciar a; repudiar)
verstoten
- verstoten werkwoord (verstoot, verstootte, verstootten, verstoten)
abjurar (renunciar a)
afzweren
- afzweren werkwoord (zweer af, zweert af, zwoer af, zwoeren af, afgezworen)
abjurar (desmentir; negar; contradecir; renegar de)
verloochenen; verzaken; loochenen; logenstraffen
- verloochenen werkwoord (verloochen, verloochent, verloochende, verloochenden, verloochend)
- verzaken werkwoord (verzaak, verzaakt, verzaakte, verzaakten, verzaakt)
- loochenen werkwoord (loochen, loochent, loochende, loochenden, geloochend)
- logenstraffen werkwoord (logenstraf, logenstraft, logenstrafte, logenstraften, gelogenstraft)

Conjugations for abjurar:

presente

abjuro
abjuras
abjura
abjuramos
abjuráis
abjuran

imperfecto

abjuraba
abjurabas
abjuraba
abjurábamos
abjurabais
abjuraban

indefinido

abjuré
abjuraste
abjuró
abjuramos
abjurasteis
abjuraron

fut. de ind.

abjuraré
abjurarás
abjurará
abjuraremos
abjuraréis
abjurarán

condic.

abjuraría
abjurarías
abjuraría
abjuraríamos
abjuraríais
abjurarían

pres. de subj.

que abjure
que abjures
que abjure
que abjuremos
que abjuréis
que abjuren

imp. de subj.

que abjurara
que abjuraras
que abjurara
que abjuráramos
que abjurarais
que abjuraran

miscelánea

¡abjura!
¡abjurad!
¡no abjures!
¡no abjuréis!
abjurado
abjurando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

abjurar [el ~] zelfstandig naamwoord

el abjurar
de verloochening
- verloochening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor abjurar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
verloochening	abjurar	abnegación; denegaciones; denegación
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afzweren	abjurar; renunciar a
logenstraffen	abjurar; contradecir; desmentir; negar; renegar de
loochenen	abjurar; contradecir; desmentir; negar; renegar de	desmentir; negar
verloochenen	abjurar; contradecir; desmentir; negar; renegar de
verstoten	abjurar; renunciar a; repudiar
verzaken	abjurar; contradecir; desmentir; negar; renegar de	faltar a; incumplir; omitir; ser infiel
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
verstoten		rechazado; repudiado

Synoniemen voor "abjurar":

abandonar; desistir; renunciar; marcharse; desasistir; desamparar; desatender; dejar; ceder; descuidar; desentenderse
abdicar; dimitir; renunciar; cesar; renegar; retractarse

Wiktionary: abjurar

abjurar

verb

(overgankelijk) bij ede verklaren dat men niet langer bereid is iets of iemand te dienen
- afzweren → abjurar; apostatar

Computer vertaling door derden: