Abastecimiento in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

abastecimiento:
- aanvoer; toevoer; maatregel; voorziening; schikking; bevoorrading; aflevering; uitlevering; overdracht; afstaan
Wiktionary:
- abastecimiento → bevoorrading

Spaans

Uitgebreide vertaling voor abastecimiento (Spaans) in het Nederlands

el abastecimiento (provision; aprovisionamiento)
de aanvoer; de toevoer
- aanvoer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- toevoer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
el abastecimiento (medida; resolución; aprovisionamiento; decisión; previsión; fijación; decreto; determinación)
de maatregel; de voorziening; de schikking
- maatregel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- voorziening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- schikking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
el abastecimiento (aprovisionamiento)
de bevoorrading
- bevoorrading [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
el abastecimiento (suministro; entrega; expedición)
de aflevering; de uitlevering; de overdracht; afstaan
- aflevering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- uitlevering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- overdracht [de ~] zelfstandig naamwoord
- afstaan [znw.] zelfstandig naamwoord
el abastecimiento
de voorziening
- voorziening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanvoer	abastecimiento; aprovisionamiento; provision
aflevering	abastecimiento; entrega; expedición; suministro	despachar; distribución; edición; entrega; envío; suministro
afstaan	abastecimiento; entrega; expedición; suministro
bevoorrading	abastecimiento; aprovisionamiento
maatregel	abastecimiento; aprovisionamiento; decisión; decreto; determinación; fijación; medida; previsión; resolución
overdracht	abastecimiento; entrega; expedición; suministro	cesión; transmisión; traspaso
schikking	abastecimiento; aprovisionamiento; decisión; decreto; determinación; fijación; medida; previsión; resolución	acorde; acuerdo; arreglo; clasificación; compromiso; contrato; convenio; disposición; distribución; división; pacto; permiso; ratificación; tratado
toevoer	abastecimiento; aprovisionamiento; provision
uitlevering	abastecimiento; entrega; expedición; suministro	entrega; envío; extradición; suministro
voorziening	abastecimiento; aprovisionamiento; decisión; decreto; determinación; fijación; medida; previsión; resolución	acomodamiento; alojamiento; aprovisionamiento; asistencia; cuidado; suministro
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afstaan		ceder; devolver; entregar

abastecimiento

noun

het voorzien van alle benodigdheden van een leger, buitenpost, afgelegen nederzetting of basis
- bevoorrading → abastecimiento

Computer vertaling door derden: