Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Zoek: palpar

Spaanse en Nederlandse zoekresultaten voor: palpar

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

palpar:
- aftasten; voelen; tasten; afvoelen
- betasten; voelen; bevoelen
Wiktionary:
- palpar → aanraken
- palpar → betasten, tasten, voelen, bevoelen, peuteren, pulken, vingeren

Spaans

Uitgebreide vertaling voor palpar (Spaans) in het Nederlands

palpar:

palpar [el ~] zelfstandig naamwoord

el palpar
aftasten; voelen; tasten; afvoelen
- aftasten [znw.] zelfstandig naamwoord
- voelen [znw.] zelfstandig naamwoord
- tasten [znw.] zelfstandig naamwoord
- afvoelen [znw.] zelfstandig naamwoord

palpar werkwoord

palpar (tocar; manosear)
betasten; voelen; bevoelen
- betasten werkwoord (betast, betastte, betastten, betast)
- voelen werkwoord (voel, voelt, voelde, voelden, gevoeld)
- bevoelen werkwoord (bevoel, bevoelt, bevoelde, bevoelden, bevoeld)

Conjugations for palpar:

presente

palpo
palpas
palpa
palpamos
palpáis
palpan

imperfecto

palpaba
palpabas
palpaba
palpábamos
palpabais
palpaban

indefinido

palpé
palpaste
palpó
palpamos
palpasteis
palparon

fut. de ind.

palparé
palparás
palpará
palparemos
palparéis
palparán

condic.

palparía
palparías
palparía
palparíamos
palparíais
palparían

pres. de subj.

que palpe
que palpes
que palpe
que palpemos
que palpéis
que palpen

imp. de subj.

que palpara
que palparas
que palpara
que palpáramos
que palparais
que palparan

miscelánea

¡palpa!
¡palpad!
¡no palpes!
¡no palpéis!
palpado
palpando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor palpar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aftasten	palpar
afvoelen	palpar
tasten	palpar
voelen	palpar
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aftasten		examinar; explorar; investigar; reconocer; tentar
afvoelen		explorar; tentar
betasten	manosear; palpar; tocar
bevoelen	manosear; palpar; tocar	examinar; explorar; investigar
voelen	manosear; palpar; tocar	advertir; compartir los sentimientos de; contemplar; creer; darse cuenta de; distinguir; entender; entrever; estar presente; experimentar; identiicarse con; imaginarse; intuir; notar; observar; opinar; pasar por; pensar; percibir; sentir; tocar; ver

Synoniemen voor "palpar":

reconocer; explorar; registrar; inspeccionar; ojear; buscar; rastrear; indagar; escudriñar; rebuscar; cachear; investigar; averiguar; inquirir; examinar; tantear; husmear; preguntar

Wiktionary: palpar

palpar

verb

fysiek contact maken met iets
- aanraken → tocar; palpar

Cross Translation:

From	To	Via
• palpar	→ betasten	↔ grope — to search by feeling
• palpar	→ tasten; betasten; voelen; bevoelen	↔ palper — Traductions à trier suivant le sens
• palpar	→ tasten; betasten; voelen; bevoelen; peuteren; pulken; vingeren	↔ tâter — toucher, manier doucement une chose, pour savoir si elle est dure ou molle, sec ou humide, froide ou chaude, etc.