Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
aumentar:
- groeien; toenemen; stijgen; vermeerderen; groter worden; aanwinnen; aangroeien; aanzwellen; opzetten; aanwassen; gedijen; de hoogte ingaan; omhooggaan; opvoeren; vergroten; uitbreiden; expanderen; verruimen; verwijden; uitbouwen; verbreiden; uitdijen; openen; ter sprake brengen; aansnijden; starten; entameren; opwerpen; gesprek aanknopen; te berde brengen; aankaarten; aanknopen; bezwaren; zwaarder maken; verzwaren; gewicht toevoegen
-
Wiktionary:
- aumentar → aangroeien, aanwakkeren, opdrijven, stijgen, toenemen, vermeerderen
- aumentar → verhogen, vergroten, aanvullen, uitbreiden, toenemen, opvoeren, stijgen, oprekken, uitleggen, verruimen, verwijden, uitbouwen, meer gaan betalen, opslag geven, groeien, aangroeien, vermeerderen, gedijen, wassen, aanwassen, aandikken, verdikken, dik worden, zich verdikken
Spaans
Uitgebreide vertaling voor aumentar (Spaans) in het Nederlands
aumentar:
-
aumentar (crecer; subir; engrandecer; surgir)
groeien; toenemen; stijgen; vermeerderen; groter worden; aanwinnen; aangroeien; aanzwellen; opzetten; aanwassen; gedijen; de hoogte ingaan; omhooggaan-
de hoogte ingaan werkwoord (ga de hoogte in, gaat de hoogte in, ging de hoogte in, gingen de hoogte in, de hoogte ingegeaan)
-
aumentar (aumentar la potencia de un motor; elevar)
-
aumentar (extender; ampliar; añadir a; crecer; agrandar; hacer ampliaciones; hincharse; construir; dilatarse)
uitbreiden; expanderen; verruimen; vermeerderen; verwijden; uitbouwen; verbreiden; uitdijen; openen-
expanderen werkwoord
-
aumentar (trabar conversación; abrir; inaugurar; lanzar; abordar)
ter sprake brengen; aansnijden; starten; entameren; openen; opwerpen; gesprek aanknopen; te berde brengen; aankaarten; aanknopen-
ter sprake brengen werkwoord (breng ter sprake, brengt ter sprake, bracht ter sprake, brachten ter sprake, tersprake gebracht)
-
entameren werkwoord
-
gesprek aanknopen werkwoord
-
te berde brengen werkwoord (breng te berde, brengt te berde, bracht te berde, brachten te berde, bracht te berde)
-
-
aumentar (hacer más pesado; reforzar; aumentar la carga)
bezwaren; zwaarder maken; verzwaren; gewicht toevoegen-
zwaarder maken werkwoord
-
gewicht toevoegen werkwoord
Conjugations for aumentar:
presente
- aumento
- aumentas
- aumenta
- aumentamos
- aumentáis
- aumentan
imperfecto
- aumentaba
- aumentabas
- aumentaba
- aumentábamos
- aumentabais
- aumentaban
indefinido
- aumenté
- aumentaste
- aumentó
- aumentamos
- aumentasteis
- aumentaron
fut. de ind.
- aumentaré
- aumentarás
- aumentará
- aumentaremos
- aumentaréis
- aumentarán
condic.
- aumentaría
- aumentarías
- aumentaría
- aumentaríamos
- aumentaríais
- aumentarían
pres. de subj.
- que aumente
- que aumentes
- que aumente
- que aumentemos
- que aumentéis
- que aumenten
imp. de subj.
- que aumentara
- que aumentaras
- que aumentara
- que aumentáramos
- que aumentarais
- que aumentaran
miscelánea
- ¡aumenta!
- ¡aumentad!
- ¡no aumentes!
- ¡no aumentéis!
- aumentado
- aumentando
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor aumentar:
Synoniemen voor "aumentar":
Wiktionary: aumentar
aumentar
Cross Translation:
verb
-
toenemen
-
sterker worden
-
iets naar boven toe doen bewegen
-
naar boven gaan, toenemen
-
groter worden in getal of maat
-
in getal doen toenemen of laten toenemen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aumentar | → verhogen; vergroten; aanvullen | ↔ augment — to increase, make larger or supplement |
• aumentar | → vergroten; uitbreiden | ↔ enhance — augment or make something greater |
• aumentar | → toenemen | ↔ increase — become larger |
• aumentar | → opvoeren | ↔ increase — make larger |
• aumentar | → stijgen | ↔ rise — of a quantity, etc: to increase |
• aumentar | → oprekken; uitbreiden; uitleggen; verruimen; verwijden; uitbouwen; vergroten | ↔ agrandir — rendre plus grand. |
• aumentar | → meer gaan betalen; opslag geven; groeien; aangroeien; stijgen; toenemen; vergroten; vermeerderen; uitbouwen; uitbreiden; gedijen; wassen; aanwassen | ↔ augmenter — rendre une quantité plus grande. |
• aumentar | → groeien; aangroeien; toenemen; aandikken; verdikken; dik worden; zich verdikken | ↔ grossir — rendre gros, plus ample, plus volumineux. |