Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
afianzar:
-
Wiktionary:
afianzar → verzekeren
afianzar → onderbouwen, ondersteunen, borg staan voor, garanderen, sponsoren, waarborgen -
Synoniemen voor "afianzar":
aferrar; asir; coger; agarrar; atenazar; sujetar; amarrar; asegurar; aprehender; aprisionar; empuñar
amartillar
apuntalar; consolidar; afirmar; fijar; sostener; estabilizar; reforzar; apoyar
barretear
calzar; apoderarse; hacerse; conseguir; atribuirse; apropiarse; trabar
enquiciar; arreglar
lastrar; cargar; alastrar; aplomar; sobrecargar; contrapesar
-
Wiktionary:
Spaans
Uitgebreide vertaling voor afianzar (Spaans) in het Nederlands
afianzar:
Synoniemen voor "afianzar":
Wiktionary: afianzar
afianzar
Cross Translation:
verb
-
(overgankelijk) verklaren dat iets toekomstigs met zekerheid te verwachten is
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afianzar | → onderbouwen; ondersteunen | ↔ buttress — support something or someone by supplying evidence |
• afianzar | → borg staan voor; garanderen; sponsoren; waarborgen | ↔ cautionner — Se rendre caution pour quelqu’un. |