Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. estar:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor estar:
    • bevinden


Spaans

Uitgebreide vertaling voor estar (Spaans) in het Nederlands

estar:

estar werkwoord

  1. estar (encontrarse; hallarse)
    zijn; zich bevinden; uithangen
    • zijn werkwoord (ben, bent, is, was, waren, geweest)
    • zich bevinden werkwoord
    • uithangen werkwoord (hang uit, hangt uit, hing uit, hingen uit, uitgehangen)
  2. estar (encontrarse)
    liggen; gelegen zijn
    • liggen werkwoord (lig, ligt, lag, lagen, gelegen)
    • gelegen zijn werkwoord (is gelegen, was gelegen, gelegen geweest)
  3. estar (estar presente)
    er zijn; aanwezig zijn
    • er zijn werkwoord (ben er, bent er, is er, was er, waren er, er geweest)
    • aanwezig zijn werkwoord (ben aanwezig, bent aanwezig, is aanwezig, was aanwezig, waren aanwezig, aanwezig geweest)
  4. estar (detenerse; estar parado; parar)
  5. estar (estar presente; asistir)
    erbij zijn; tegenwoordig zijn
  6. estar
    zijn
    • zijn werkwoord (ben, bent, is, was, waren, geweest)

Conjugations for estar:

presente
  1. estoy
  2. estás
  3. está
  4. estamos
  5. estáis
  6. están
imperfecto
  1. estaba
  2. estabas
  3. estaba
  4. estábamos
  5. estabais
  6. estaban
indefinido
  1. estuve
  2. estuviste
  3. estuvo
  4. estuvimos
  5. estuvisteis
  6. estuvieron
fut. de ind.
  1. estaré
  2. estarás
  3. estará
  4. estaremos
  5. estaréis
  6. estarán
condic.
  1. estaría
  2. estarías
  3. estaría
  4. estaríamos
  5. estaríais
  6. estarían
pres. de subj.
  1. que esté
  2. que estés
  3. que esté
  4. que estemos
  5. que estéis
  6. que estén
imp. de subj.
  1. que estuviera
  2. que estuvieras
  3. que estuviera
  4. que estuviéramos
  5. que estuvierais
  6. que estuvieran
miscelánea
  1. ¡está!
  2. ¡estad!
  3. ¡no estés!
  4. ¡no estéis!
  5. estado
  6. estando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor estar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zijn existencia
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanwezig zijn estar; estar presente asistir a; estar presente; presenciar
er zijn estar; estar presente
erbij zijn asistir; estar; estar presente
ergens zijn detenerse; estar; estar parado; parar
gelegen zijn encontrarse; estar
liggen encontrarse; estar
tegenwoordig zijn asistir; estar; estar presente
uithangen encontrarse; estar; hallarse arreglárselas
zich bevinden encontrarse; estar; hallarse
zich ophouden detenerse; estar; estar parado; parar
zijn encontrarse; estar; hallarse existir; ser; vivir
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zijn su

Synoniemen voor "estar":


Wiktionary: estar

estar
verb
  1. op een bepaalde plaats zijn
  2. in de genoemde toestand zijn
  3. zich bevinden.
  4. gelijk zijn aan.
  5. tot de groep behoren van
  6. de eigenschap hebben.
  7. zijn + voltooid deelwoord: hulpwerkwoord van de voltooide tijd van ergatieven
  8. zijn + voltooid deelwoord: hulpwerkwoord van de voltooide tijd van de lijdende vorm
  9. op het zitvlak rusten

Cross Translation:
FromToVia
estar wezen; liggen; zitten; staan; zijn be — occupy a place
estar zijn be — elliptical form of "be here", or similar
estar zijn be — used to connect a noun to an adjective that describes it
estar accoord; eens; akkoord einig — einer, derselben, der gleichen Meinung, übereinstimmend, einvernehmlich
estar zijn sein — Kopula, die dem Subjekt ein logisches Prädikat zuordnet
estar zijn seinzusammen mit einer Ortsangabe: sich am genannten Ort befinden
estar zijn être — Verbe

Verwante vertalingen van estar