Spaans

Uitgebreide vertaling voor eliminar (Spaans) in het Nederlands

eliminar:

eliminar werkwoord

  1. eliminar (reprender; sacar; condenar; )
    beschuldigen; verwijten; aanrekenen; voorhouden; blameren; voor de voeten gooien; berispen; aanwrijven; laken; nadragen; gispen
    • beschuldigen werkwoord (beschuldig, beschuldigt, beschuldigde, beschuldigden, beschuldigd)
    • verwijten werkwoord (verwijt, verweet, verweten, verweten)
    • aanrekenen werkwoord (reken aan, rekent aan, rekende aan, rekenden aan, aangerekend)
    • voorhouden werkwoord (houd voor, houdt voor, hield voor, hielden voor, voorgehouden)
    • blameren werkwoord (blameer, blameert, blameerde, blameerden, geblameerd)
    • berispen werkwoord (berisp, berispt, berispte, berispten, berispt)
    • aanwrijven werkwoord
    • laken werkwoord (laak, laakt, laakte, laakten, gelaakt)
    • nadragen werkwoord (draag na, draagt na, droeg na, droegen na, nagedragen)
    • gispen werkwoord (gisp, gispt, gispte, gispten, gegispt)
  2. eliminar (descalificar; borrar; descartar; dar de baja)
    uitsluiten; royeren; diskwalificeren
    • uitsluiten werkwoord (sluit uit, sloot uit, sloten uit, uitgesloten)
    • royeren werkwoord (royeer, royeert, royeerde, royeerden, geroyeerd)
    • diskwalificeren werkwoord (diskwalificeer, diskwalificeert, diskwalificeerde, diskwalificeerden, gediskwalificeerd)
  3. eliminar (anular; cancelar)
    schrappen; doorhalen
    • schrappen werkwoord (schrap, schrapt, schrapte, schrapten, geschrapt)
    • doorhalen werkwoord (haal door, haalt door, haalde door, haalden door, doorgehaald)
  4. eliminar (liquidar; extinguir; destruir; aniquilar)
    liquideren; uitroeien
    • liquideren werkwoord (liquideer, liquideert, liquideerde, liquideerden, geliquideerd)
    • uitroeien werkwoord (roei uit, roeit uit, roeide uit, roeiden uit, uitgeroeid)
  5. eliminar (liquidar)
    liquideren; afmaken; uit de weg ruimen; koudmaken
    • liquideren werkwoord (liquideer, liquideert, liquideerde, liquideerden, geliquideerd)
    • afmaken werkwoord (maak af, maakt af, maakte af, maakten af, afgemaakt)
    • uit de weg ruimen werkwoord (ruim uit de weg, ruimt uit de weg, ruimde uit de weg, ruimden uit de weg, uit de weg geruimd)
    • koudmaken werkwoord
  6. eliminar (adeudar; amortizar; borrar; escamar)
    afschrijven
    • afschrijven werkwoord (schrijf af, schrijft af, schreef af, schreven af, afgeschreven)
  7. eliminar (anular; desatar; borrar; )
    te niet doen
    • te niet doen werkwoord (doe te niet, doet te niet, deed te niet, deden te niet, te niet gedaan)
  8. eliminar
    verwijderen
    • verwijderen werkwoord (verwijder, verwijdert, verwijderde, verwijderden, verwijderd)

Conjugations for eliminar:

presente
  1. elimino
  2. eliminas
  3. elimina
  4. eliminamos
  5. elimináis
  6. eliminan
imperfecto
  1. eliminaba
  2. eliminabas
  3. eliminaba
  4. eliminábamos
  5. eliminabais
  6. eliminaban
indefinido
  1. eliminé
  2. eliminaste
  3. eliminó
  4. eliminamos
  5. eliminasteis
  6. eliminaron
fut. de ind.
  1. eliminaré
  2. eliminarás
  3. eliminará
  4. eliminaremos
  5. eliminaréis
  6. eliminarán
condic.
  1. eliminaría
  2. eliminarías
  3. eliminaría
  4. eliminaríamos
  5. eliminaríais
  6. eliminarían
pres. de subj.
  1. que elimine
  2. que elimines
  3. que elimine
  4. que eliminemos
  5. que eliminéis
  6. que eliminen
imp. de subj.
  1. que eliminara
  2. que eliminaras
  3. que eliminara
  4. que elimináramos
  5. que eliminarais
  6. que eliminaran
miscelánea
  1. ¡elimina!
  2. ¡eliminad!
  3. ¡no elimines!
  4. ¡no eliminéis!
  5. eliminado
  6. eliminando
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

eliminar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el eliminar (matar)
    van kant maken; het doden
  2. el eliminar (quitar de en medio)
    wegruimen

Vertaal Matrix voor eliminar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afmaken acabar; carnicería; degüello; matanza; terminar
afschrijven cancelación; darse de baja
beschuldigen acusación
doden eliminar; matar
laken armario para la ropa blanca; lana; lino; mantel; mortaja; ropa blanca; ropa de cama; sábana; sábanas; tela
van kant maken eliminar; matar
verwijderen extirpar; quitar
verwijten reproches
wegruimen eliminar; quitar de en medio
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanrekenen amanecer; amonestar; arrebatar; borrar; clarear; condenar; culpar; eliminar; enjugar; hacer ver; iluminarse; librarse de; notar; reconvenir; reprender; sacar achacar; amanecer; amonestar; arrebatar; atribuir; desaparecer; echar la culpa; escandalizar; reprochar
aanwrijven amanecer; amonestar; arrebatar; borrar; clarear; condenar; culpar; eliminar; enjugar; hacer ver; iluminarse; librarse de; notar; reconvenir; reprender; sacar amanecer; amonestar; arrebatar; desacreditar; desaparecer; echar en cara; escandalizar; recriminar; reprochar
afmaken eliminar; liquidar acabar; asesinar; complementar; completar; dar fin a; dar muerte a; efectuar; finalizar; interrumpir; liquidar a una persona; matar; poner fin a una; poner término a una; realizar; terminar
afschrijven adeudar; amortizar; borrar; eliminar; escamar amortizar
berispen amanecer; amonestar; arrebatar; borrar; clarear; condenar; culpar; eliminar; enjugar; hacer ver; iluminarse; librarse de; notar; reconvenir; reprender; sacar amonestar; censurar; criticar; declarar hereje; notar; reconvenir; regañar; reprender; reprobar; señalar; vituperar
beschuldigen amanecer; amonestar; arrebatar; borrar; clarear; condenar; culpar; eliminar; enjugar; hacer ver; iluminarse; librarse de; notar; reconvenir; reprender; sacar acusar; adivinar; barruntar; conjeturar; culpar; desacreditar; echar en cara; inculpar; recriminar; reprochar; sospechar
blameren amanecer; amonestar; arrebatar; borrar; clarear; condenar; culpar; eliminar; enjugar; hacer ver; iluminarse; librarse de; notar; reconvenir; reprender; sacar desacreditar; echar en cara; escandalizar; recriminar; reprochar
diskwalificeren borrar; dar de baja; descalificar; descartar; eliminar
doden asesinar; dar muerte a; efectuar; interrumpir; liquidar a una persona; matar; poner fin a una; poner término a una; realizar; terminar
doorhalen anular; cancelar; eliminar pasar; tachado
gispen amanecer; amonestar; arrebatar; borrar; clarear; condenar; culpar; eliminar; enjugar; hacer ver; iluminarse; librarse de; notar; reconvenir; reprender; sacar
koudmaken eliminar; liquidar
laken amanecer; amonestar; arrebatar; borrar; clarear; condenar; culpar; eliminar; enjugar; hacer ver; iluminarse; librarse de; notar; reconvenir; reprender; sacar desacreditar; echar en cara; recriminar; reprochar
liquideren aniquilar; destruir; eliminar; extinguir; liquidar dar muerte a; efectuar; interrumpir; liquidar a una persona; matar; poner fin a una; poner término a una; realizar; terminar
nadragen amanecer; amonestar; arrebatar; borrar; clarear; condenar; culpar; eliminar; enjugar; hacer ver; iluminarse; librarse de; notar; reconvenir; reprender; sacar desacreditar; echar en cara; recriminar; reprochar
royeren borrar; dar de baja; descalificar; descartar; eliminar borrar; dar de baja; tachar
schrappen anular; cancelar; eliminar arañar; estregar; frotar; rascar; raspar; raspar zanahorias; restregar
te niet doen amortizar; anular; borrar; cancelar; dar de baja; desabrochar; desatar; descolgar; desdar; desenganchar; deshacer; eliminar; escamar; raspar; revertir; suprimir; tachar
uit de weg ruimen eliminar; liquidar
uitroeien aniquilar; destruir; eliminar; extinguir; liquidar borrar; derribar; erradicar; exterminar; extinguir; extirpar; hacer desaparecer
uitsluiten borrar; dar de baja; descalificar; descartar; eliminar aislar; excluir; negar la entrada; no admitir
van kant maken dar muerte a; efectuar; interrumpir; liquidar a una persona; matar; poner fin a una; poner término a una; realizar; terminar
verwijderen eliminar alejarse; descartar; desinstalar; distanciar; eliminación; expulsar; extirpar; irse; irse de viaje; marcharse; quitar; salir
verwijten amanecer; amonestar; arrebatar; borrar; clarear; condenar; culpar; eliminar; enjugar; hacer ver; iluminarse; librarse de; notar; reconvenir; reprender; sacar
voor de voeten gooien amanecer; amonestar; arrebatar; borrar; clarear; condenar; culpar; eliminar; enjugar; hacer ver; iluminarse; librarse de; notar; reconvenir; reprender; sacar desacreditar; echar en cara; recriminar; reprochar
voorhouden amanecer; amonestar; arrebatar; borrar; clarear; condenar; culpar; eliminar; enjugar; hacer ver; iluminarse; librarse de; notar; reconvenir; reprender; sacar

Synoniemen voor "eliminar":


Wiktionary: eliminar

eliminar
verb
  1. verwijderen uit de bevolking, doden

Cross Translation:
FromToVia
eliminar vernietigen vernichtenzerstören, (bewusst und unmittelbar gewaltsam) nichtigmachen
eliminar afgelasten; annuleren; ontbinden; tenietdoen; terugnemen; afwikkelen; liquideren; opheffen; solveren; doorhalen; doorstrepen; een streep halen door; schrappen; afschaffen; elimineren; opdoeken; uitmaken; verwijderen; wegdoen; uitroeien; verdelgen supprimer — Traductions à trier suivant le sens
eliminar afnemen; afpakken; weghalen; wegnemen; bergen; bewaren; opbergen; wegleggen; wegzetten; afschaffen; elimineren; opdoeken; uitmaken; verwijderen; wegdoen ôtertirer une chose de la place où elle est. Se dit aussi en parlant des personnes et des animaux.

Eliminar:

Eliminar werkwoord

  1. Eliminar

Vertaal Matrix voor Eliminar:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Verwijderen Eliminar

Verwante vertalingen van eliminar