Spaans

Uitgebreide vertaling voor burlar (Spaans) in het Nederlands

burlar:

burlar werkwoord

  1. burlar (bromear; hacer el tonto; hacer bromas; )
    een poets bakken; dollen; streek uithalen; gekscheren; schertsen; grappen; malligheid uithalen; gekheid uithalen
    • een poets bakken werkwoord (bak een poets, bakt een poets, bakte een poets, bakten een poets, een poets gebakken)
    • dollen werkwoord (dol, dolt, dolde, dolden, gedold)
    • streek uithalen werkwoord (haal streek uit, haalt streek uit, haalde streek uit, haalden streek uit, streek uitgehaald)
    • gekscheren werkwoord (gekscheer, gekscheert, gekscheerde, gekscheerden, gegekscheerd)
    • schertsen werkwoord (scherts, schertst, schertste, schertsten, geschertst)
    • grappen werkwoord (grap, grapt, grapte, grapten, gegrapt)
    • malligheid uithalen werkwoord (haal malligheid uit, haalt malligheid uit, haalde malligheid uit, haalden malligheid uit, malligheid uitgehaald)
    • gekheid uithalen werkwoord (haal gekheid uit, haalt gekheid uit, haalde gekheid uit, haalden gekheid uit, gekheid uitgehaald)

Conjugations for burlar:

presente
  1. burlo
  2. burlas
  3. burla
  4. burlamos
  5. burláis
  6. burlan
imperfecto
  1. burlaba
  2. burlabas
  3. burlaba
  4. burlábamos
  5. burlabais
  6. burlaban
indefinido
  1. burlé
  2. burlaste
  3. burló
  4. burlamos
  5. burlasteis
  6. burlaron
fut. de ind.
  1. burlaré
  2. burlarás
  3. burlará
  4. burlaremos
  5. burlaréis
  6. burlarán
condic.
  1. burlaría
  2. burlarías
  3. burlaría
  4. burlaríamos
  5. burlaríais
  6. burlarían
pres. de subj.
  1. que burle
  2. que burles
  3. que burle
  4. que burlemos
  5. que burléis
  6. que burlen
imp. de subj.
  1. que burlara
  2. que burlaras
  3. que burlara
  4. que burláramos
  5. que burlarais
  6. que burlaran
miscelánea
  1. ¡burla!
  2. ¡burlad!
  3. ¡no burles!
  4. ¡no burléis!
  5. burlado
  6. burlando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor burlar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schertsen borrones de tinta; bromas; chistes
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dollen bromear; burlar; burlarse; burlarse de; chancear; gastarle una broma a una; hacer bromas; hacer el tonto juguetear
een poets bakken bromear; burlar; burlarse; burlarse de; chancear; gastarle una broma a una; hacer bromas; hacer el tonto
gekheid uithalen bromear; burlar; burlarse; burlarse de; chancear; gastarle una broma a una; hacer bromas; hacer el tonto
gekscheren bromear; burlar; burlarse; burlarse de; chancear; gastarle una broma a una; hacer bromas; hacer el tonto
grappen bromear; burlar; burlarse; burlarse de; chancear; gastarle una broma a una; hacer bromas; hacer el tonto
malligheid uithalen bromear; burlar; burlarse; burlarse de; chancear; gastarle una broma a una; hacer bromas; hacer el tonto
schertsen bromear; burlar; burlarse; burlarse de; chancear; gastarle una broma a una; hacer bromas; hacer el tonto
streek uithalen bromear; burlar; burlarse; burlarse de; chancear; gastarle una broma a una; hacer bromas; hacer el tonto

Synoniemen voor "burlar":


Wiktionary: burlar

burlar
verb
  1. iemand met kwade opzet in de waan brengen
  2. (overgankelijk) beetnemen

Cross Translation:
FromToVia
burlar plagen banter — to tease mildly
burlar misleiden; bedriegen deceive — trick or mislead
burlar honen; spotten; bespotten; uitjouwen bafouertraiter quelqu’un ou quelque chose avec une moquerie outrageante ou dédaigneux.

Computer vertaling door derden: