Pesca: vertaling Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

pesca:
- visvangst; visserij; onderschepping; vangst
pescar:
- vissen; hengelen; visvangen; buitmaken; vangen; opduikelen; opsnorren; opscharrelen; verschalken; nuttigen
- visserij; vissen als bedrijf
Wiktionary:
- pesca → sportvisserij, vissen, hengelsport, visserij
- pescar → vissen
- pescar → hengelen, vissen, snoeken, opletten

Spaans

Uitgebreide vertaling voor pesca (Spaans) in het Nederlands

pesca:

pesca [la ~] zelfstandig naamwoord

la pesca
de visvangst; de visserij
- visvangst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- visserij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la pesca (interceptación; captura)
de onderschepping; de vangst
- onderschepping [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- vangst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor pesca:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
onderschepping	captura; interceptación; pesca
vangst	captura; interceptación; pesca	botín; captura
visserij	pesca	pescar
visvangst	pesca	captura de pescado

Wiktionary: pesca

Cross Translation:

From	To	Via
• pesca	→ sportvisserij; vissen; hengelsport	↔ fishing — sport of catching fish
• pesca	→ visserij	↔ fishing — business of catching fish

pesca vorm van pescar:

pescar werkwoord

pescar (pescar con caña)
vissen; hengelen; visvangen
- vissen werkwoord (vis, vist, viste, visten, gevist)
- hengelen werkwoord (hengel, hengelt, hengelde, hengelden, gehengeld)
- visvangen werkwoord (vang vis, vangt vis, ving vis, vingen vis, vis gevangen)
pescar (capturar; tomar en posesión; atrapar; ganar; engañar; apresar; apoderarse de)
buitmaken; vangen
- buitmaken werkwoord (maak buit, maakt buit, maakte buit, maakten buit, buitgemaakt)
- vangen werkwoord (vang, vangt, ving, vingen, gevangen)
pescar
opduikelen; opsnorren; opscharrelen
- opduikelen werkwoord (duikel op, duikelt op, duikelde op, duikelden op, opgeduikeld)
- opsnorren werkwoord (snor op, snort op, snorde op, snorden op, opgesnord)
- opscharrelen werkwoord (scharrel op, scharrelt op, scharrelde op, scharrelden op, opgescharreld)
pescar (capturar; coger; apresar)
verschalken; nuttigen
- verschalken werkwoord (verschalk, verschalkt, verschalkte, verschalkten, verschalkt)
- nuttigen werkwoord (nuttig, nuttigt, nuttigde, nuttigden, genuttigd)

Conjugations for pescar:

presente

pesco
pescas
pesca
pescamos
pescáis
pescan

imperfecto

pescaba
pescabas
pescaba
pescábamos
pescabais
pescaban

indefinido

pesqué
pescaste
pescó
pescamos
pescasteis
pescaron

fut. de ind.

pescaré
pescarás
pescará
pescaremos
pescaréis
pescarán

condic.

pescaría
pescarías
pescaría
pescaríamos
pescaríais
pescarían

pres. de subj.

que pesque
que pesques
que pesque
que pesquemos
que pesquéis
que pesquen

imp. de subj.

que pescara
que pescaras
que pescara
que pescáramos
que pescarais
que pescaran

miscelánea

¡pesca!
¡pescad!
¡no pesques!
¡no pesquéis!
pescado
pescando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

pescar [el ~] zelfstandig naamwoord

el pescar
de visserij; vissen als bedrijf
- visserij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- vissen als bedrijf [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor pescar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
hengelen		pesca con caña
vissen		pesca con caña
vissen als bedrijf	pescar
visserij	pescar	pesca
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
buitmaken	apoderarse de; apresar; atrapar; capturar; engañar; ganar; pescar; tomar en posesión
hengelen	pescar; pescar con caña
nuttigen	apresar; capturar; coger; pescar	aprovechar; atiborrarse; cenar; comer; consumir; devorar
opduikelen	pescar
opscharrelen	pescar
opsnorren	pescar
vangen	apoderarse de; apresar; atrapar; capturar; engañar; ganar; pescar; tomar en posesión	agarrar; atrapar; coger; prender
verschalken	apresar; capturar; coger; pescar
vissen	pescar; pescar con caña
visvangen	pescar; pescar con caña

Synoniemen voor "pescar":

adquirir; lograr; mercar; coger; comprar; apropiarse; cazar; conseguir; obtener; agenciarse; apoderarse; procurarse; atrapar; alcanzar; adueñarse; lucrar

Wiktionary: pescar

pescar

verb

proberen te vangen
- vissen → pescar

Cross Translation:

From	To	Via
• pescar	→ hengelen	↔ angle — to fish with hook and line
• pescar	→ vissen; hengelen; snoeken	↔ fish — intransitive: to try to catch fish
• pescar	→ opletten	↔ pay attention — to be attentive

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van pesca