Escándalo: vertaling Spaans

Spaans

Uitgebreide vertaling voor escándalo (Spaans) in het Nederlands

el escándalo (vergüenza; deshonra; deshonor; oprobio; ignominia)
het schandaal
- schandaal [het ~] zelfstandig naamwoord
el escándalo (rumor; ballanga; jaleo; estruendo; tumulto; alboroto)
het geluid
– wat je kunt horen ¹
- geluid [het ~] zelfstandig naamwoord
  - plotseling klonk er een geluid in het stille bos¹
het rumoer
- rumoer [het ~] zelfstandig naamwoord
el escándalo (estrepitosidad; ruido; rumor; barullo; tumulto; pitote)
de luidruchtigheid
- luidruchtigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
el escándalo
het schandaaltje
- schandaaltje [het ~] zelfstandig naamwoord
el escándalo
schandaleuze daad
- schandaleuze daad [znw.] zelfstandig naamwoord
el escándalo (desorden; caos; desbarajuste; cuadrilla; pocilga; escombrera; batiburillo; banda; confusión; choza; canalla; porquería; barraca; casucha; barullo; estropicio; birria; pacotilla; tejavana; batiburrillo)
het soepzootje
- soepzootje [het ~] zelfstandig naamwoord
el escándalo (alboroto; tam-tam)
de stampei; de tamtam
- stampei [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- tamtam [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
el escándalo (tumulto; alboroto)
de stennis
- stennis [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
geluid	alboroto; ballanga; escándalo; estruendo; jaleo; rumor; tumulto
luidruchtigheid	barullo; escándalo; estrepitosidad; pitote; ruido; rumor; tumulto
rumoer	alboroto; ballanga; escándalo; estruendo; jaleo; rumor; tumulto	afluencia; agitación; aglomeración; alboroto; barullo; disturbio; estruendo; estrépito; pamplinas; ruido; tumulto; zumbido
schandaal	deshonor; deshonra; escándalo; ignominia; oprobio; vergüenza
schandaaltje	escándalo
schandaleuze daad	escándalo
soepzootje	banda; barraca; barullo; batiburillo; batiburrillo; birria; canalla; caos; casucha; choza; confusión; cuadrilla; desbarajuste; desorden; escombrera; escándalo; estropicio; pacotilla; pocilga; porquería; tejavana
stampei	alboroto; escándalo; tam-tam
stennis	alboroto; escándalo; tumulto
tamtam	alboroto; escándalo; tam-tam

baraúnda; batahola; jaleo; ruido; barahúnda; confusión; desorden; algarabía; jarana; bulla; bullicio; follón; griterío; jolgorio; alboroto; guirigay; juerga; tiberio; tumulto; estruendo
bochinche; barullo; vocerío; disturbio; marimorena; trapatiesta
bolina; algazara; zalagarda
bollo; lío; complicación
cacao; riña; trifulca
clamor; abucheo
bronca
laberinto; embrollo; enredo; caos; maraña; algarada
rapapolvo; reconvención; reprimenda; reprensión; regañina; disputa; pendencia; reyerta; pelotera; camorra; gresca; altercado; contienda; zapatiesta; agarrada; discusión; querella
zipizape; pelea; zafarrancho

escándalo

noun

een zaak die iemand in opspraak brengt en waarvan mensen schande spreken
- schandaal → escándalo

Cross Translation:

From	To	Via
• escándalo	→ schandaal; incident	↔ scandal — incident that brings disgrace
• escándalo	→ aanstoot; ergernis; schandaal	↔ scandale — Ce qui est occasion de tomber dans l’erreur.

Computer vertaling door derden: