Spaans

Uitgebreide vertaling voor distinguirse (Spaans) in het Nederlands

distinguirse:

distinguirse werkwoord

  1. distinguirse (mirar; ver; observar; )
    zien; opmerken; kijken; bekijken; onderscheiden; aanschouwen; ontwaren; turen; staren
    • zien werkwoord (zie, ziet, zag, zagen, gezien)
    • opmerken werkwoord (merk op, merkt op, merkte op, merkten op, opgemerkt)
    • kijken werkwoord (kijk, kijkt, keek, keken, gekeken)
    • bekijken werkwoord (bekijk, bekijkt, bekeek, bekeken, bekeken)
    • onderscheiden werkwoord (onderscheid, onderscheidt, onderscheidde, onderscheidden, onderscheiden)
    • aanschouwen werkwoord (aanschouw, aanschouwt, aanschouwde, aanschouwden, aanschouwen)
    • ontwaren werkwoord (ontwaar, ontwaart, ontwaarde, ontwaarden, ontwaard)
    • turen werkwoord (tuur, tuurt, tuurde, tuurden, getuurd)
    • staren werkwoord (staar, staart, staarde, staarden, gestaard)
  2. distinguirse (sobresalir)
    onderscheiden; overtreffen; excelleren; uitblinken; uitblinken boven; uitsteken; schitteren; uitmunten
    • onderscheiden werkwoord (onderscheid, onderscheidt, onderscheidde, onderscheidden, onderscheiden)
    • overtreffen werkwoord (overtref, overtreft, overtrof, overtroffen, overtroffen)
    • excelleren werkwoord
    • uitblinken werkwoord (blink uit, blinkt uit, blonk uit, blonken uit, uitgeblonken)
    • uitblinken boven werkwoord (blink uit boven, blinkt uit boven, blonk uit boven, blonken uit boven, uitgeblonken boven)
    • uitsteken werkwoord (steek uit, steekt uit, stak uit, staken uit, uitgestoken)
    • schitteren werkwoord (schitter, schittert, schitterde, schitterden, geschitterd)
    • uitmunten werkwoord (munt uit, muntte uit, muntten uit, uitgemunt)
  3. distinguirse (percibir; distinguir; destacarse; )
    onderscheiden; gewaarworden; ontwaren; te zien krijgen
    • onderscheiden werkwoord (onderscheid, onderscheidt, onderscheidde, onderscheidden, onderscheiden)
    • gewaarworden werkwoord (word gewaar, wordt gewaar, werd gewaar, werden gewaar, gewaargeworden)
    • ontwaren werkwoord (ontwaar, ontwaart, ontwaarde, ontwaarden, ontwaard)
    • te zien krijgen werkwoord
  4. distinguirse (determinar; distinguir; diferenciar; )
    onderscheiden; een ereteken geven
  5. distinguirse (distinguir; desempeñar; percibir; )
    onderscheiden; uit elkaar houden; uiteenhouden
    • onderscheiden werkwoord (onderscheid, onderscheidt, onderscheidde, onderscheidden, onderscheiden)
    • uit elkaar houden werkwoord (houd uit elkaar, houdt uit elkaar, hield uit elkaar, hielden uit elkaar, uit elkaar gehouden)
    • uiteenhouden werkwoord
  6. distinguirse (distinguir; determinar; diferenciar; )
    onderscheiden; van elkaar onderscheiden
    • onderscheiden werkwoord (onderscheid, onderscheidt, onderscheidde, onderscheidden, onderscheiden)
    • van elkaar onderscheiden werkwoord (onderscheid van elkaar, onderscheidt van elkaar, onderscheidde van elkaar, onderscheidden van elkaar, van elkaar onderscheiden)

Conjugations for distinguirse:

presente
  1. me distingo
  2. te distingues
  3. se distingue
  4. nos distinguimos
  5. os distinguís
  6. se distinguen
imperfecto
  1. me distinguía
  2. te distinguías
  3. se distinguía
  4. nos distinguíamos
  5. os distinguíais
  6. se distinguían
indefinido
  1. me distinguí
  2. te distinguiste
  3. se distinguió
  4. nos distinguimos
  5. os distinguisteis
  6. se distinguieron
fut. de ind.
  1. me distinguiré
  2. te distinguirás
  3. se distinguirá
  4. nos distinguiremos
  5. os distinguiréis
  6. se distinguirán
condic.
  1. me distinguiría
  2. te distinguirías
  3. se distinguiría
  4. nos distinguiríamos
  5. os distinguiríais
  6. se distinguirían
pres. de subj.
  1. que me distinga
  2. que te distingas
  3. que se distinga
  4. que nos distingamos
  5. que os distingáis
  6. que se distingan
imp. de subj.
  1. que me distinguiera
  2. que te distinguieras
  3. que se distinguiera
  4. que nos distinguiéramos
  5. que os distinguierais
  6. que se distinguieran
miscelánea
  1. ¡distinguete!
  2. ¡distinguios!
  3. ¡no te distingas!
  4. ¡no os distingáis!
  5. distinguido
  6. distinguiéndose
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor distinguirse:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanschouwen atención; contemplación; contemplar; cuidado; mirar; mirar a la cara; observación; ver
kijken mirar
overtreffen superar
schitteren brillantez; brillo; destello; esplendor; resplandor
uitsteken sobresalir
zien atención; contemplación; cuidado; observación
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanschouwen abarcar con la vista; atisbar; contemplar; darse cuenta de; desempeñar; destacarse; diferenciar; diferenciarse; discernir; distinguir; distinguirse; divisar; experimentar; hojear; luquear; mirar; notar; observar; percatarse de; percibir; reemplazar; señalar; substituir; suplir; ver; vislumbrar visitar
bekijken abarcar con la vista; atisbar; contemplar; darse cuenta de; desempeñar; destacarse; diferenciar; diferenciarse; discernir; distinguir; distinguirse; divisar; experimentar; hojear; luquear; mirar; notar; observar; percatarse de; percibir; reemplazar; señalar; substituir; suplir; ver; vislumbrar caerse muerto; contemplar; controlar; dar un vistazo a; distinguir; estar presente; estudiar; examinar; hojear; inspeccionar; ir a la porra; ir a mierda; ir a ver; lorear; mirar; notar; observar; pasar revista a; percatarse de; percibir; repasar; ver; verificar; vigilar; visitar
een ereteken geven condecorar; destacarse; determinar; diferenciar; diferenciarse; discernir; distinguir; distinguirse
excelleren distinguirse; sobresalir
gewaarworden destacarse; discernir; distinguir; distinguirse; mirar; percatarse de; percibir advertir; constatar; contemplar; darse cuenta de; distinguir; entrever; estar presente; experimentar; notar; observar; pasar por; percatarse de; percibir; sentir; señalar; ver
kijken abarcar con la vista; atisbar; contemplar; darse cuenta de; desempeñar; destacarse; diferenciar; diferenciarse; discernir; distinguir; distinguirse; divisar; experimentar; hojear; luquear; mirar; notar; observar; percatarse de; percibir; reemplazar; señalar; substituir; suplir; ver; vislumbrar contemplar; dar un vistazo a; distinguir; inspeccionar; mirar; notar; observar; percatarse de; percibir; ver; vigilar
onderscheiden abarcar con la vista; atisbar; condecorar; contemplar; cumplir; darse cuenta de; desempeñar; destacarse; determinar; diferenciar; diferenciarse; discernir; distinguir; distinguirse; divisar; experimentar; hojear; luquear; mirar; notar; observar; percatarse de; percibir; reemplazar; señalar; sobresalir; substituir; suplir; ver; vislumbrar adornar; calzar la espuela; decorar; destacarse; diferenciar; discernir; distinguir
ontwaren abarcar con la vista; atisbar; contemplar; darse cuenta de; desempeñar; destacarse; diferenciar; diferenciarse; discernir; distinguir; distinguirse; divisar; experimentar; hojear; luquear; mirar; notar; observar; percatarse de; percibir; reemplazar; señalar; substituir; suplir; ver; vislumbrar advertir; darse cuenta de; entrever; observar; percibir; sacar en claro; solucionar
opmerken abarcar con la vista; atisbar; contemplar; darse cuenta de; desempeñar; destacarse; diferenciar; diferenciarse; discernir; distinguir; distinguirse; divisar; experimentar; hojear; luquear; mirar; notar; observar; percatarse de; percibir; reemplazar; señalar; substituir; suplir; ver; vislumbrar advertir; cantar; constatar; cumplir; darse cuenta de; defender; descubrir; distinguir; llamar la atención; notar; observar; percatarse de; percibir; poner sobre el tapete; sacar a relucir; señalar
overtreffen distinguirse; sobresalir exceder; exceder de; hacer una oferta mejor; sobrepasar; sobrepujar; superar
schitteren distinguirse; sobresalir brillar; centellear; chispear; destellar; fulgurar; relucir; resplandecer
staren abarcar con la vista; atisbar; contemplar; darse cuenta de; desempeñar; destacarse; diferenciar; diferenciarse; discernir; distinguir; distinguirse; divisar; experimentar; hojear; luquear; mirar; notar; observar; percatarse de; percibir; reemplazar; señalar; substituir; suplir; ver; vislumbrar escrutar; fijar la mirada; mirar; mirar bizco; mirar entornando los ojos; mirar fijamente
te zien krijgen destacarse; discernir; distinguir; distinguirse; mirar; percatarse de; percibir
turen abarcar con la vista; atisbar; contemplar; darse cuenta de; desempeñar; destacarse; diferenciar; diferenciarse; discernir; distinguir; distinguirse; divisar; experimentar; hojear; luquear; mirar; notar; observar; percatarse de; percibir; reemplazar; señalar; substituir; suplir; ver; vislumbrar contemplar; escrutar; fijar la mirada; mirar; mirar bizco; mirar entornando los ojos; mirar fijamente
uit elkaar houden condecorar; cumplir; desempeñar; diferenciar; diferenciarse; discernir; distinguir; distinguirse; divisar; percibir
uitblinken distinguirse; sobresalir
uitblinken boven distinguirse; sobresalir
uiteenhouden condecorar; cumplir; desempeñar; diferenciar; diferenciarse; discernir; distinguir; distinguirse; divisar; percibir
uitmunten distinguirse; sobresalir
uitsteken distinguirse; sobresalir brillar; descollar; destacarse; exhibir; exponer; extender; hacerse interesante; llamar la atención; ostentar; resaltar; saltar; saltar a la vista; sobrepasar; sorprender
van elkaar onderscheiden condecorar; destacarse; determinar; diferenciar; diferenciarse; distinguir; distinguirse
zien abarcar con la vista; atisbar; contemplar; darse cuenta de; desempeñar; destacarse; diferenciar; diferenciarse; discernir; distinguir; distinguirse; divisar; experimentar; hojear; luquear; mirar; notar; observar; percatarse de; percibir; reemplazar; señalar; substituir; suplir; ver; vislumbrar advertir; contemplar; dar un vistazo a; darse cuenta de; distinguir; entrever; estar presente; mirar; notar; observar; percatarse de; percibir; ver; vigilar
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
onderscheiden diferente; múltiple; vario; varios
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitsteken destacando

Synoniemen voor "distinguirse":


Wiktionary: distinguirse

distinguirse
verb
  1. zich onderscheiden

Cross Translation:
FromToVia
distinguirse uitblinken excel — intransitive: to be much better than others
distinguirse onderscheiden; schillen; verschillen unterscheiden — (reflexiv) sich (von etwas/ jemandem) unterscheiden: anders sein (als etwas/ jemand)

Computer vertaling door derden: