Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
entregar:
- leveren; bezorgen; aanleveren; brengen; afleveren; overhandigen; toeleveren; geven; overgeven; aanreiken; aangeven; afgeven; toesteken; bestellen; rondbrengen; thuisbezorgen; orderen; verstrekken; verlenen; schenken; inleveren; aanbieden; indienen; inschrijven; opgeven; afstaan; doneren; gunst verlenen; gunnen; offreren; presenteren; overdragen aan; afdragen; strijd opgeven; uitbetalen
-
Wiktionary:
- entregar → aangeven, afdragen, afgeven, afleveren, bezorgen, geven, inleveren, leveren, overhandigen, uitleveren
- entregar → afleveren, overhandigen, geven, zich overgeven, indienen, overgeven, voorleggen, verzenden, voordragen, bestellen, leveren, toevoeren, in de steek laten, laten varen, verlaten, vergeven, weggeven, wegschenken, aanbrengen, aangeven, klikken, verklikken, herplaatsen, terugplaatsen, terugzetten
Spaans
Uitgebreide vertaling voor entregar (Spaans) in het Nederlands
entregar:
-
entregar (llevar; traer; suministrar; repartir; entregar a domicilio; repartir a domicilio)
-
entregar (dar; ofrecer; presentar; hacer entrega; transmitir; traspasar; proporcionar)
-
entregar (repartir)
bezorgen; brengen; afleveren; bestellen; rondbrengen; thuisbezorgen-
thuisbezorgen werkwoord (bezorg thuis, bezorgt thuis, bezorgde thuis, bezorgden thuis, thuisbezorgd)
-
entregar (pedir; encargar; repartir)
-
entregar (suministrar; dar; conceder)
-
entregar (consentir; reconocer; acceder)
-
entregar (ofrecer; presentar; ofertar; presentar un proyecto; someter; entablar una querella; presentar un escrito; promover; elevar una instancia; remitir una cuenta; presentar una petición; sacrificar parte de los ingresos)
-
entregar (inscribir; registrar; renunciar a; escupir; desahuciar)
-
entregar (ceder; devolver)
-
entregar (conceder; dar; darse; regalar; donar; preferir; echar; prestar; servir; proporcionar; verter; favorecer; otorgar; ahorrar; dar importancia; perdonar; privilegiar; obsequiar con)
-
entregar (acceder a; echar; prestar; complacer; otorgar; verter; conceder; proporcionar; suministrar; accedido; dar importancia a; conferir; no envidiar; obsequiar con; dar; servir; regalar; ahorrar; darse; facilitar; admitir; consentir; perdonar; adjudicar; donar; cumplir con; asentir a; prestar ayuda)
-
entregar (ofertar)
-
entregar
-
entregar
-
entregar (rendir)
-
entregar (pagar; desembolsar; hacer efectivo)
Conjugations for entregar:
presente
- entrego
- entregas
- entrega
- entregamos
- entregáis
- entregan
imperfecto
- entregaba
- entregabas
- entregaba
- entregábamos
- entregabais
- entregaban
indefinido
- entregué
- entregaste
- entregó
- entregamos
- entregasteis
- entregaron
fut. de ind.
- entregaré
- entregarás
- entregará
- entregaremos
- entregaréis
- entregarán
condic.
- entregaría
- entregarías
- entregaría
- entregaríamos
- entregaríais
- entregarían
pres. de subj.
- que entregue
- que entregues
- que entregue
- que entreguemos
- que entreguéis
- que entreguen
imp. de subj.
- que entregara
- que entregaras
- que entregara
- que entregáramos
- que entregarais
- que entregaran
miscelánea
- ¡entrega!
- ¡entregad!
- ¡no entregues!
- ¡no entreguéis!
- entregado
- entregando
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor entregar:
Synoniemen voor "entregar":
Wiktionary: entregar
entregar
Cross Translation:
verb
-
aanreiken
-
overdragen
-
achterlaten op de plek van bestemming
-
brengen naar en achterlaten op de plek van bestemming
-
iemand iets ~: bij iemand aan huis afleveren
-
goederen op een bepaalde plaats brengen
-
overdragen van het bezit van iets aan iemand anders
-
afstand doen van koopkracht of van een deel van het inkomen
-
voor de aanvoer van iets zorg dragen
-
in de handen van een ander geven
-
een gevangene in handen van een andere autoriteit overdragen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• entregar | → afleveren | ↔ deliver — bring or transport something to its destination |
• entregar | → overhandigen; geven | ↔ give — transfer the possession of something to someone else |
• entregar | → zich overgeven | ↔ give up — surrender |
• entregar | → overhandigen | ↔ hand — to give, pass or transmit with the hand |
• entregar | → indienen | ↔ hand in — to give to a responsible person |
• entregar | → overgeven | ↔ hand over — to relinquish control or possession |
• entregar | → voorleggen; verzenden; voordragen; indienen | ↔ submit — enter or put forward something for approval, consideration, marking etc. |
• entregar | → bestellen; leveren; afleveren; toevoeren | ↔ fournir — pourvoir, approvisionner. |
• entregar | → bestellen; leveren; afleveren; toevoeren; in de steek laten; laten varen; verlaten; vergeven; weggeven; wegschenken; aanbrengen; aangeven; klikken; verklikken | ↔ livrer — Traductions à trier suivant le sens |
• entregar | → herplaatsen; terugplaatsen; terugzetten | ↔ remettre — Traductions à trier suivant le sens. |