Descendencia: vertaling Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

descendencia:
- afstammeling; nakomeling; telg; herkomst; origine; afkomst; afstamming; komaf; kinderen; nakomelingen; nageslacht; broed; kroost; gebroed; telgen
Wiktionary:
- descendencia → afstamming, herkomst, nageslacht
- descendencia → afkomst, herkomst, oorsprong

Spaans

Uitgebreide vertaling voor descendencia (Spaans) in het Nederlands

la descendencia (descendiente; ramito; ramita)
de afstammeling; de nakomeling; de telg
- afstammeling [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- nakomeling [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- telg [de ~] zelfstandig naamwoord
la descendencia (origen; procedencia; derivación)
de herkomst; de origine; de afkomst; de afstamming; de komaf
- herkomst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- origine [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- afkomst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- afstamming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- komaf [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la descendencia (niños; chiquitos; hijos; descendientes; niñitos; cría)
de kinderen; de nakomelingen; het nageslacht; het broed; het kroost; het gebroed; de telgen
- kinderen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- nakomelingen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- nageslacht [het ~] zelfstandig naamwoord
- broed [het ~] zelfstandig naamwoord
- kroost [het ~] zelfstandig naamwoord
- gebroed [het ~] zelfstandig naamwoord
- telgen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afkomst	derivación; descendencia; origen; procedencia
afstammeling	descendencia; descendiente; ramita; ramito
afstamming	derivación; descendencia; origen; procedencia	filiación
broed	chiquitos; cría; descendencia; descendientes; hijos; niñitos; niños	crías; descendientes; hijos; nidada; progenie
gebroed	chiquitos; cría; descendencia; descendientes; hijos; niñitos; niños	canalla; chusma; cría; crías; cultivo; descendientes; empollada; escoria; gentuza; hampa; hijos; nidada; plebe; populacho; progenie; ventregada
herkomst	derivación; descendencia; origen; procedencia
kinderen	chiquitos; cría; descendencia; descendientes; hijos; niñitos; niños
komaf	derivación; descendencia; origen; procedencia
kroost	chiquitos; cría; descendencia; descendientes; hijos; niñitos; niños
nageslacht	chiquitos; cría; descendencia; descendientes; hijos; niñitos; niños
nakomeling	descendencia; descendiente; ramita; ramito
nakomelingen	chiquitos; cría; descendencia; descendientes; hijos; niñitos; niños	descendientes
origine	derivación; descendencia; origen; procedencia
telg	descendencia; descendiente; ramita; ramito
telgen	chiquitos; cría; descendencia; descendientes; hijos; niñitos; niños	descendientes

descendencia

noun

de genetische voorgescheidenis van een individu, volk of soort
- afstamming → descendencia
de afkomst, waar iets vandaan komt
- herkomst → descendencia; origen; procedencia; proveniencia
(ruim) afstammelingen, toekomstige generaties
- nageslacht → descendencia

Cross Translation:

From	To	Via
• descendencia	→ afkomst; herkomst; oorsprong	↔ origine — commencement.