Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
anular:
- annuleren; afzeggen; nietig verklaren; afbestellen; intrekken; afgelasten; afblazen; opheffen; teniet doen; verijdelen; nullificeren; vernietigen; ondervangen; terugdraaien; te niet doen; afspraak afzeggen; afwijzen; weigeren; schrappen; doorhalen; herroepen; terugroepen; terugkomen op; terugnemen; tenietdoen; delgen; terugschroeven; afbreken; ongeldig maken
- circulaire; ringvormig
- opheffen; terugnemen; intrekken; herroepen
-
Wiktionary:
- anular → afbestellen, afzeggen, annuleren, herroepen
- anular → ringvinger
- anular → annuleren, ontbinden, verwerpen, terugtrekken, herroepen, ringvinger, ongeldig maken, breken, ongedaan maken, afgelasten, tenietdoen, terugnemen, afschaffen, afzeggen, afwikkelen, liquideren, opheffen, solveren, doorhalen, doorstrepen, een streep halen door, schrappen, elimineren, opdoeken, uitmaken, verwijderen, wegdoen, uitroeien, verdelgen
Spaans
Uitgebreide vertaling voor anular (Spaans) in het Nederlands
anular:
-
anular (cancelar; revertir; deshacer; tachar; revocar; escamar; desdar; declarar nulo)
annuleren; afzeggen; nietig verklaren; afbestellen; intrekken; afgelasten-
nietig verklaren werkwoord (verklaar nietig, verklaart nietig, verklaarde nietig, verklaarden nietig, nietig verklaard)
-
anular (suspender; cancelar)
-
anular (cancelar)
opheffen; teniet doen; verijdelen; nullificeren; vernietigen; ondervangen-
teniet doen werkwoord
-
nullificeren werkwoord
-
anular (cancelar; disipar)
opheffen; terugdraaien; teniet doen; nullificeren; vernietigen; ondervangen-
teniet doen werkwoord
-
nullificeren werkwoord
-
anular (desatar; borrar; cancelar; eliminar; deshacer; suprimir; tachar; amortizar; descolgar; revertir; raspar; desabrochar; dar de baja; escamar; desdar; desenganchar)
-
anular (cancelar una cita)
afspraak afzeggen-
afspraak afzeggen werkwoord
-
-
anular (rechazar; despedir; rehusar; negar; denegar; no aceptar; enviar; rebotar; descartar; suspender; deponer; no funcionar; no dejar entrar)
-
anular (cancelar; eliminar)
-
anular (revocar; derogar; retirar)
-
anular (revocar; derogar)
-
anular (amortizar; cancelar; invalidar)
-
anular (girar en sentido contrario; disminuir; reducir; aflojar; moderar)
terugdraaien; terugschroeven-
terugschroeven werkwoord (schroef terug, schroeft terug, schroefte terug, schroeften terug, teruggeschroeft)
-
anular
-
anular
ongeldig maken-
ongeldig maken werkwoord
-
Conjugations for anular:
presente
- anulo
- anulas
- anula
- anulamos
- anuláis
- anulan
imperfecto
- anulaba
- anulabas
- anulaba
- anulábamos
- anulabais
- anulaban
indefinido
- anulé
- anulaste
- anuló
- anulamos
- anulasteis
- anularon
fut. de ind.
- anularé
- anularás
- anulará
- anularemos
- anularéis
- anularán
condic.
- anularía
- anularías
- anularía
- anularíamos
- anularíais
- anularían
pres. de subj.
- que anule
- que anules
- que anule
- que anulemos
- que anuléis
- que anulen
imp. de subj.
- que anulara
- que anularas
- que anulara
- que anuláramos
- que anularais
- que anularan
miscelánea
- ¡anula!
- ¡anulad!
- ¡no anules!
- ¡no anuléis!
- anulado
- anulando
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
-
anular
circulaire-
circulaire bijvoeglijk naamwoord
-
-
anular
ringvormig-
ringvormig bijvoeglijk naamwoord
-
-
el anular (revocar; desdecirse)
Vertaal Matrix voor anular:
Synoniemen voor "anular":
Wiktionary: anular
anular
Cross Translation:
verb
-
een besteld iets afzeggen
-
aangeven dat men niet gaat komen
-
iets afgelasten
-
zeggen dat iets, dat je eerder gezegd hebt, niet klopt
-
vierde vinger
Cross Translation: