Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vos (Nederlands) in het Spaans
vos:
-
de vos (vrouwtjesvos)
-
de vos
Vertaal Matrix voor vos:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
zorra | vos; vrouwtjesvos | del; hoer; hoertje; lellebel; prostituee; slet; sloerie; sluw mens; snol; totebel |
zorro | vos | leperd; leperik; rekel; sluw mens |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
zorro | achterbaks; adrem; berekenend; bij de pinken; bijdehand; clever; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gluiperig; goochem; kien; leep; listig; raak; scherpzinnig; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; spitsvondig; stiekem; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen |
Verwante woorden van "vos":
Wiktionary: vos
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vos | → zorra; zorro | ↔ fox — Vulpes vulpes |
• vos | → zorro | ↔ Fuchs — Zoologie: Vertreter einer Gruppe von bestimmten kurzbeinigen Arten der Familie der Hunde (Canidae) |
• vos | → alazán | ↔ alezan — Dont la robe est d'une couleur fauve tirer sur le roux (au sujet de la robe des chevaux).(couleur) |
• vos | → zorro | ↔ renard — Animal |
vos vorm van vossen:
-
vossen
seguir estudios-
seguir estudios werkwoord
-
Conjugations for vossen:
o.t.t.
- vos
- vost
- vost
- vossen
- vossen
- vossen
o.v.t.
- voste
- voste
- voste
- vosten
- vosten
- vosten
v.t.t.
- heb gevost
- hebt gevost
- heeft gevost
- hebben gevost
- hebben gevost
- hebben gevost
v.v.t.
- had gevost
- had gevost
- had gevost
- hadden gevost
- hadden gevost
- hadden gevost
o.t.t.t.
- zal vossen
- zult vossen
- zal vossen
- zullen vossen
- zullen vossen
- zullen vossen
o.v.t.t.
- zou vossen
- zou vossen
- zou vossen
- zouden vossen
- zouden vossen
- zouden vossen
diversen
- vos!
- vost!
- gevost
- vossend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor vossen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
seguir estudios | vossen | aanleren; blokken; eigen maken; leren; oppikken; opsteken; studeren; verwerven |