Spaans

Uitgebreide vertaling voor registro (Spaans) in het Nederlands

registro:

registro [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el registro (asiento; inscripción; entrada; inscripciones)
    de boeking; de inschrijving
  2. el registro (inscripción; matriculación; grabación; licitación pública; oferta)
    de registratie; de inschrijving
  3. el registro (índice de materias; índice de contenido; índice)
    de inhoudsopgave; de index; de inhoud; het register
    • inhoudsopgave [de ~] zelfstandig naamwoord
    • index [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • inhoud [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • register [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. el registro (archivador; archivo; carpeta)
    de map; de schrijfmap
    • map [de ~] zelfstandig naamwoord
    • schrijfmap [de ~] zelfstandig naamwoord
  5. el registro (tabla; lista; catálogo)
    de tabel
    • tabel [de ~] zelfstandig naamwoord
    de lijst
    – opsomming of rij van woorden, getallen, namen, enzovoort 1
    • lijst [de ~] zelfstandig naamwoord
      • ik heb hier een lijst met dertig namen1
    de tafel
    – lijst van uitkomsten van regelmatige vermenigvuldiging 1
    • tafel [de ~] zelfstandig naamwoord
      • de tafel van drie begint met: een maal drie is drie, twee maal drie is ....1
  6. el registro (alusión; referencia; insinuación; mención)
    de verwijzing; de toespeling
  7. el registro
    fouilleren
  8. el registro
    de doorzoeking
  9. el registro
    de fouillering
  10. el registro
    het logboek
    • logboek [het ~] zelfstandig naamwoord
  11. el registro
    het register
    • register [het ~] zelfstandig naamwoord
  12. el registro
    de registratie
  13. el registro (publicación; publicidad; comunicación; )
    de ruchtbaarheid
  14. el registro (listin; carpeta)
    de klapper; de telefoonklapper
  15. el registro (libro principal; índice; tabla; )
    hoofdboek; de klapper
    • hoofdboek [znw.] zelfstandig naamwoord
    • klapper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  16. el registro (fila)
    het record
    • record [het ~] zelfstandig naamwoord
  17. el registro (registro de eventos)

Vertaal Matrix voor registro:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boeking asiento; entrada; inscripciones; inscripción; registro
doorzoeking registro
fouilleren registro
fouillering registro
hoofdboek carpeta; catastro; fuelle; libro principal; registro; tabla; índice
index registro; índice; índice de contenido; índice de materias índice; índice de cotización
inhoud registro; índice; índice de contenido; índice de materias cabida; capacidad; contener; contenido; don; estiramiento; intención; sentido; significado; tramaño; volumen
inhoudsopgave registro; índice; índice de contenido; índice de materias Contenido; TDC; tabla de contenido
inschrijving asiento; entrada; grabación; inscripciones; inscripción; licitación pública; matriculación; oferta; registro declaración; inscripción; inscripción de certificado; matriculación; matrícula
klapper carpeta; catastro; fuelle; libro principal; listin; registro; tabla; índice bombón fulminante; buscapiés; golpe de suerte; hit; matraquista; persona que aplaude; petardo; tabla; éxito; índice
lijst catálogo; lista; registro; tabla almena; borde; cabeza de lista; cama abatible; catálogo; encuadramiento; enumeración; especificación; inventario; lista; lista de socios; lista plana; orilla
logboek registro cuaderno de bitácora; diario; diario de a bordo; diario de navegación
map archivador; archivo; carpeta; registro archivador; carpeta; directorio
record fila; registro marca; récord
register registro; índice; índice de contenido; índice de materias Registro; lista de socios
registratie grabación; inscripción; licitación pública; matriculación; oferta; registro
ruchtbaarheid anotación; comunicación; mención; notoriedad; publicación; publicidad; registro
schrijfmap archivador; archivo; carpeta; registro
tabel catálogo; lista; registro; tabla tabla
tafel catálogo; lista; registro; tabla mesa; mesa de comedor
telefoonklapper carpeta; listin; registro
toespeling alusión; insinuación; mención; referencia; registro alusión; insinuación
verwijzing alusión; insinuación; mención; referencia; registro ficha de referencia; informe; juez de campo; llamada; referencia; volante del médico; árbitro
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fouilleren cachear; inspeccionar; registrar
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
logboekregistratie registro; registro de eventos registrador

Verwante woorden van "registro":


Synoniemen voor "registro":


Wiktionary: registro

registro
noun
  1. lijst met gegevens
  2. 4
  3. stilistische variatie
  4. computerregister

Cross Translation:
FromToVia
registro post; notitie entry — record in a log or in a database
registro kladblok ledger — book for keeping notes
registro waarnemen; waarneming observation — recording an event; the record of such noting
registro registratie registration — the act of signing up or registering for something
registro rol; register; lijst; naamlijst roll — an official or public document

Registro:

Registro

  1. Registro
    het register
    • register [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Registro:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
register Registro lista de socios; registro; índice; índice de contenido; índice de materias

registro vorm van registrar:

registrar werkwoord

  1. registrar (apuntar; anotar; escribir; )
    boeken; noteren; vastleggen; registreren; opschrijven; optekenen
    • boeken werkwoord (boek, boekt, boekte, boekten, geboekt)
    • noteren werkwoord (noteer, noteert, noteerde, noteerden, genoteerd)
    • vastleggen werkwoord (leg vast, legt vast, legde vast, legden vast, vastgelegd)
    • registreren werkwoord (registreer, registreert, registreerde, registreerden, geregistreerd)
    • opschrijven werkwoord (schrijf op, schrijft op, schreef op, schreven op, opgeschreven)
    • optekenen werkwoord (teken op, tekent op, tekende op, tekenden op, opgetekend)
  2. registrar (inscribir; entregar; renunciar a; escupir; desahuciar)
    inschrijven; opgeven
    • inschrijven werkwoord (schrijf in, schrijft in, schreef in, schreven in, ingeschreven)
    • opgeven werkwoord (geef op, geeft op, gaf op, gaven op, opgegeven)
  3. registrar (apuntar; inscribir; firmar; anotar; protocolizar)
    inboeken
    • inboeken werkwoord (boek in, boekt in, boekte in, boekten in, ingeboekt)
  4. registrar
    doorzoeken
    • doorzoeken werkwoord (doorzoek, doorzoekt, doorzocht, doorzochten, doorzocht)
  5. registrar
    in zich opnemen
    • in zich opnemen werkwoord (neem in mij op, neemt in je op, neemt in zich op, nam in zich op, namen in jullie op, in zich opgenomen)
  6. registrar (cachear; inspeccionar)
    visiteren; fouilleren
    • visiteren werkwoord (visiteer, visiteert, visiteerde, visiteerden, gevisiteerd)
    • fouilleren werkwoord (fouilleer, fouilleert, fouilleerde, fouilleerden, gefouilleerd)
  7. registrar (documentar)
    documenteren
    • documenteren werkwoord (documenteer, documenteert, documenteerde, documenteerden, gedocumeteerd)
  8. registrar (registrarse)
    registreren
    • registreren werkwoord (registreer, registreert, registreerde, registreerden, geregistreerd)

Conjugations for registrar:

presente
  1. registro
  2. registras
  3. registra
  4. registramos
  5. registráis
  6. registran
imperfecto
  1. registraba
  2. registrabas
  3. registraba
  4. registrábamos
  5. registrabais
  6. registraban
indefinido
  1. registré
  2. registraste
  3. registró
  4. registramos
  5. registrasteis
  6. registraron
fut. de ind.
  1. registraré
  2. registrarás
  3. registrará
  4. registraremos
  5. registraréis
  6. registrarán
condic.
  1. registraría
  2. registrarías
  3. registraría
  4. registraríamos
  5. registraríais
  6. registrarían
pres. de subj.
  1. que registre
  2. que registres
  3. que registre
  4. que registremos
  5. que registréis
  6. que registren
imp. de subj.
  1. que registrara
  2. que registraras
  3. que registrara
  4. que registráramos
  5. que registrarais
  6. que registraran
miscelánea
  1. ¡registra!
  2. ¡registrad!
  3. ¡no registres!
  4. ¡no registréis!
  5. registrado
  6. registrando
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

registrar

  1. registrar (asentar)
    boeken
    • boeken werkwoord (boek, boekt, boekte, boekten, geboekt)

Vertaal Matrix voor registrar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boeken novelas
fouilleren registro
opgeven solicitar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boeken anotar; apuntar; asentar; escribir; indexar; inscribir; poner en papel; registrar anotar; apuntar; poner por escrito
documenteren documentar; registrar
doorzoeken registrar
fouilleren cachear; inspeccionar; registrar
in zich opnemen registrar
inboeken anotar; apuntar; firmar; inscribir; protocolizar; registrar
inschrijven desahuciar; entregar; escupir; inscribir; registrar; renunciar a abandonar; apuntarse; apuntarse para; enrolarse; escupir; indicar; registrar para el catastro; suscribir; suscribirse a
noteren anotar; apuntar; escribir; indexar; inscribir; poner en papel; registrar anotar; apuntar; poner por escrito
opgeven desahuciar; entregar; escupir; inscribir; registrar; renunciar a abandonar; abandonar toda esperanza; apuntarse para; capitular; dejar; dejar de; desemprender; desenganchar; desentenderse; desistir de; desprenderse; desvincular; devolver; empatar; entregar a; entregarse; enviar; excretar; inmolar; mandar; ofrecer; ofrendar; parar; perder toda esperanza; prescendir de; quedar eliminado; remitir; rendirse; renunciar a; retirarse; retransmitir; sacrificar; salir; salir de; soltar; suscribirse a; suspender; terminar
opschrijven anotar; apuntar; escribir; indexar; inscribir; poner en papel; registrar anotar
optekenen anotar; apuntar; escribir; indexar; inscribir; poner en papel; registrar anotar; apuntar; poner por escrito
registreren anotar; apuntar; escribir; indexar; inscribir; poner en papel; registrar; registrarse anotar; apuntar; poner por escrito; registrarse; suscribirse
vastleggen anotar; apuntar; escribir; indexar; inscribir; poner en papel; registrar agarrarse a; amarrar; atado; atar a una cuerda; colocar; contratar; encadenar; estipular; fijar; imponer dinero; reservar un viaje; sujetar
visiteren cachear; inspeccionar; registrar

Synoniemen voor "registrar":


Wiktionary: registrar

registrar
verb
  1. grondig onderzoeken of zich iets ergens bevindt
  2. vastleggen in een register

Cross Translation:
FromToVia
registrar inchecken check in — to record one's arrival
registrar optekenen record — make a record of
registrar inschrijven register — to enter in a register
registrar aantekenen; boeken; registreren; vastleggen enregistrermettre, écrire quelque chose sur un registre, ou seulement en prendre note.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van registro