Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. mercado:
  2. mercar:
  3. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor mercado (Spaans) in het Nederlands

mercado:

mercado [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el mercado (comercio; mercancías)
    de markt; de handel; de goederenhandel
  2. el mercado
    de markt
    • markt [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor mercado:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
goederenhandel comercio; mercado; mercancías
handel comercio; mercado; mercancías acorde; agarradero; agarro; artificio; artimaña; artículo de comercio; botón; comercio; empuñadora; empuñadura; género; hacer negocios; manija; manivela; mercadería; mercancía; mercancías; negociar; negocio; negocios; oreja; palanca; taburete; tienda; tirador
markt comercio; mercado; mercancías

Synoniemen voor "mercado":


Wiktionary: mercado

mercado
noun
  1. een grote overdekte ruimte gericht op het uitvoeren van activiteiten
  2. warenverkoop op pleinen en straten

Cross Translation:
FromToVia
mercado markt Markt — Einrichtung/Ort zum Handel mit Waren
mercado markt Marktverallgemeinert: Sphäre der Warenzirkulation
mercado markt; bazaar; marktplaats; marktplein; afzetgebied marché — Lieu de ce groupement
mercado markt; aanschaf; afname marché — Concept économique

mercar:

mercar werkwoord

  1. mercar (comprar; obtener; buscar; )
    kopen
    – het krijgen in ruil voor geld 1
    • kopen werkwoord (koop, koopt, kocht, kochten, gekocht)
      • ik koop een nieuwe jas1
    verkrijgen; verwerven; aanschaffen; aankopen
    • verkrijgen werkwoord (verkrijg, verkrijgt, verkreeg, verkregen, verkregen)
    • verwerven werkwoord (verwerf, verwerft, verwierf, verwierven, verworven)
    • aanschaffen werkwoord (schaf aan, schaft aan, schafte aan, schaften aan, aangeschaft)
    • aankopen werkwoord (koop aan, koopt aan, kocht aan, kochten aan, aangekocht)

Conjugations for mercar:

presente
  1. merco
  2. mercas
  3. merca
  4. mercamos
  5. mercáis
  6. mercan
imperfecto
  1. mercaba
  2. mercabas
  3. mercaba
  4. mercábamos
  5. mercabais
  6. mercaban
indefinido
  1. merqué
  2. mercaste
  3. mercó
  4. mercamos
  5. mercasteis
  6. mercaron
fut. de ind.
  1. mercaré
  2. mercarás
  3. mercará
  4. mercaremos
  5. mercaréis
  6. mercarán
condic.
  1. mercaría
  2. mercarías
  3. mercaría
  4. mercaríamos
  5. mercaríais
  6. mercarían
pres. de subj.
  1. que merque
  2. que merques
  3. que merque
  4. que merquemos
  5. que merquéis
  6. que merquen
imp. de subj.
  1. que mercara
  2. que mercaras
  3. que mercara
  4. que mercáramos
  5. que mercarais
  6. que mercaran
miscelánea
  1. ¡merca!
  2. ¡mercad!
  3. ¡no merques!
  4. ¡no merquéis!
  5. mercado
  6. mercando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor mercar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kopen adquisición; compra
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankopen adquirir; aprobar; buscar; comprar; ganar; mercar; obtener
aanschaffen adquirir; aprobar; buscar; comprar; ganar; mercar; obtener adquirir; comprar
kopen adquirir; aprobar; buscar; comprar; ganar; mercar; obtener adquirir; adueñarse de; apoderarse de; apropiarse; captar; conseguir; obtener; recibir
verkrijgen adquirir; aprobar; buscar; comprar; ganar; mercar; obtener adquirir; adueñarse de; alcanzar; apoderarse de; apropiarse; captar; cobrar; comprar; conseguir; ganar; obtener; recibir; triunfar
verwerven adquirir; aprobar; buscar; comprar; ganar; mercar; obtener adquirir; adueñarse de; alzar; apoderarse de; aprender; apropiarse; captar; cobrar; comenzar; conseguir; cursar; encender; estallar; estudiar; obtener; recibir; seguir estudios

Synoniemen voor "mercar":


Verwante vertalingen van mercado