Spaans

Uitgebreide vertaling voor intento (Spaans) in het Nederlands

intento:

intento [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el intento (esfuerzo)
    de inspanning; de poging
    • inspanning [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • poging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. el intento (ambición; afán; objetivo; aspiración)
    de aandrang; de drang
    • aandrang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • drang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. el intento (experimento; tentativa; prueba; esfuerzo; ensayo)
    het probeersel

Vertaal Matrix voor intento:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandrang afán; ambición; aspiración; intento; objetivo afán; ansia; impulso; necesidad
drang afán; ambición; aspiración; intento; objetivo afán; ansia; impulso; necesidad
inspanning esfuerzo; intento actividad; cargo; empeños; empleo; obra; trabajo
poging esfuerzo; intento
probeersel ensayo; esfuerzo; experimento; intento; prueba; tentativa

Verwante woorden van "intento":

  • intentos

Synoniemen voor "intento":


Wiktionary: intento


Cross Translation:
FromToVia
intento poging; probeersel attempt — the action of trying at something
intento beproeving; toetsing; proef; test; try; experiment; proefneming essai — test
intento poging essai — tentative

intentar:

intentar werkwoord

  1. intentar (tratar)
    proberen; trachten; pogen
    • proberen werkwoord (probeer, probeert, probeerde, probeerden, geprobeerd)
    • trachten werkwoord (tracht, trachtte, trachtten, getracht)
    • pogen werkwoord (poog, poogt, poogde, poogden, gepoogd)
  2. intentar (tratar)
    proberen; betrachten
    • proberen werkwoord (probeer, probeert, probeerde, probeerden, geprobeerd)
    • betrachten werkwoord (betracht, betrachtte, betrachtten, betracht)
  3. intentar (tener la intención)
    voorhebben; van plan zijn
    • voorhebben werkwoord (heb voor, hebt voor, had voor, hadden voor, voorgehad)
    • van plan zijn werkwoord (ben van plan, bent van plan, was van plan, waren van plan, van plan geweest)
  4. intentar (testar; poner a prueba; tentar; )
    proberen; uitproberen; beproeven
    • proberen werkwoord (probeer, probeert, probeerde, probeerden, geprobeerd)
    • uitproberen werkwoord (probeer uit, probeert uit, probeerde uit, probeerden uit, uitgeprobeerd)
    • beproeven werkwoord (beproef, beproeft, beproefde, beproefden, beproefd)
  5. intentar (tratar de conseguir; aspirar a; ambicionar; )
    streven; ijveren
    • streven werkwoord (streef, streeft, streefte, streeften, gestreefd)
    • ijveren werkwoord (ijver, ijvert, ijverde, ijverden, geijverd)

Conjugations for intentar:

presente
  1. intento
  2. intentas
  3. intenta
  4. intentamos
  5. intentáis
  6. intentan
imperfecto
  1. intentaba
  2. intentabas
  3. intentaba
  4. intentábamos
  5. intentabais
  6. intentaban
indefinido
  1. intenté
  2. intentaste
  3. intentó
  4. intentamos
  5. intentasteis
  6. intentaron
fut. de ind.
  1. intentaré
  2. intentarás
  3. intentará
  4. intentaremos
  5. intentaréis
  6. intentarán
condic.
  1. intentaría
  2. intentarías
  3. intentaría
  4. intentaríamos
  5. intentaríais
  6. intentarían
pres. de subj.
  1. que intente
  2. que intentes
  3. que intente
  4. que intentemos
  5. que intentéis
  6. que intenten
imp. de subj.
  1. que intentara
  2. que intentaras
  3. que intentara
  4. que intentáramos
  5. que intentarais
  6. que intentaran
miscelánea
  1. ¡intenta!
  2. ¡intentad!
  3. ¡no intentes!
  4. ¡no intentéis!
  5. intentado
  6. intentando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor intentar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pogen ambicionar; apuntar a; aspirar a; dar forraje; empeñarse en; pretender
proberen tratar
streven ambicionar; apuesta; apuntar a; aspiraciones; aspirar a; dar forraje; empeñarse en; fin; gol; intencion; meta; objetivo; pretender
trachten ambicionar; apuntar a; aspirar a; dar forraje; empeñarse en; pretender; tratar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beproeven examinar; intentar; poner a prueba; rogar; solicitar; someter a prueba; tentar; testar aquilatar; buscar; catar; comprobar; controlar; corregir; ensayar; examinar; inspeccionar; mirar; pasar revista a; probar; repasar; someter a prueba; verificar
betrachten intentar; tratar
ijveren afanarse; ambicionar; aspirar; aspirar a; empeñarse; empeñarse en; esforzarse por; intentar; tratar de conseguir
pogen intentar; tratar
proberen examinar; intentar; poner a prueba; rogar; solicitar; someter a prueba; tentar; testar; tratar probar; probarse; probarse una prenda de vestir
streven afanarse; ambicionar; aspirar; aspirar a; empeñarse; empeñarse en; esforzarse por; intentar; tratar de conseguir afanarse por; aspirar a; empeñarse en; esforzarse por
trachten intentar; tratar
uitproberen examinar; intentar; poner a prueba; rogar; solicitar; someter a prueba; tentar; testar probar; testar
van plan zijn intentar; tener la intención concebir un plan; idear un plan
voorhebben intentar; tener la intención

Synoniemen voor "intentar":


Wiktionary: intentar

intentar
verb
  1. aantrekken om te passen
  2. iets met succes trachten te volbrengen, waarvan men niet weet of het gaat lukken
  3. iets met succes trachten te beëindigen waarvan men niet weet of het gaat lukken

Cross Translation:
FromToVia
intentar proberen; pogen attempt — to try
intentar van plan zijn; willen mean — to intend; plan on doing
intentar proberen; trachten; pogen try — to attempt
intentar proberen; uitproberen try — to make an experiment
intentar beproeven; passen; aanpassen; proberen; toetsen; uitproberen essayer — Traductions à trier suivant le sens

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van intento