Descontar: vertaling Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

descontar:
- verdisconteren; incalculeren; aftrekken; getallen van elkaar aftrekken; disconteren; verrekenen; vereffenen; zich misrekenen; zich bij het rekenen vergissen
Wiktionary:
- descontar → aftrekken
- descontar → aftrekken, afnemen, afpakken, weghalen, wegnemen, afsnijden, afsteken, afhalen, rissen, ritsen, aftellen, inhouden, korten

Spaans

Uitgebreide vertaling voor descontar (Spaans) in het Nederlands

descontar:

descontar werkwoord

descontar (negociar)
verdisconteren; incalculeren
- verdisconteren werkwoord (verdisconteer, verdisconteert, verdisconteerde, verdisconteerden, verdisconteerd)
- incalculeren werkwoord (calculeer in, calculeert in, calculeerde in, calculeerden in, ingecalculeerd)
descontar (restar; sustraer; desgravar)
aftrekken; getallen van elkaar aftrekken
- aftrekken werkwoord (trek af, trekt af, trok af, trokken af, afgetrokken)
- getallen van elkaar aftrekken werkwoord
descontar
disconteren
- disconteren werkwoord (disconteer, disconteert, disconteerde, disconteerden, gedisconteerd)
descontar (saldar una cuenta)
verrekenen; vereffenen
- verrekenen werkwoord (verreken, verrekent, verrekende, verrekenden, verrekend)
- vereffenen werkwoord (vereffen, vereffent, vereffende, vereffenden, vereffend)
descontar (calcular mal)
verrekenen; zich misrekenen; zich bij het rekenen vergissen
- verrekenen werkwoord (verreken, verrekent, verrekende, verrekenden, verrekend)
- zich misrekenen werkwoord
- zich bij het rekenen vergissen werkwoord

Conjugations for descontar:

presente

descuento
descuentas
descuenta
descontamos
descontáis
descuentan

imperfecto

descontaba
descontabas
descontaba
descontábamos
descontabais
descontaban

indefinido

desconté
descontaste
descontó
descontamos
descontasteis
descontaron

fut. de ind.

descontaré
descontarás
descontará
descontaremos
descontaréis
descontarán

condic.

descontaría
descontarías
descontaría
descontaríamos
descontaríais
descontarían

pres. de subj.

que descuente
que descuentes
que descuente
que descontemos
que descontéis
que descuenten

imp. de subj.

que descontara
que descontaras
que descontara
que descontáramos
que descontarais
que descontaran

miscelánea

¡descuenta!
¡descontad!
¡no descuentes!
¡no descontéis!
descontado
descontando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor descontar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aftrekken		destilación
vereffenen		ajustar cuentas; arreglar cuentas; liquidar cuentas
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aftrekken	descontar; desgravar; restar; sustraer	arrancar; deducir; hacerse una paja; implicar
disconteren	descontar
getallen van elkaar aftrekken	descontar; desgravar; restar; sustraer
incalculeren	descontar; negociar	tomar en cuenta
verdisconteren	descontar; negociar
vereffenen	descontar; saldar una cuenta	ajustar cuentas; arreglar; descomponer; pagar; saldar
verrekenen	calcular mal; descontar; saldar una cuenta	ajustar cuentas; compensar; deducir; descomponer; errar el cálculo; implicar; pagar; saldar
zich bij het rekenen vergissen	calcular mal; descontar
zich misrekenen	calcular mal; descontar

Synoniemen voor "descontar":

baratear; abaratar; malvender; regatear
favorecer; beneficiar; donar; auxiliar; hacer el bien; apoyar; ayudar; subvencionar; bonificar; dispensar; conceder; cuidar; otorgar; agraciar; rebajar; deducir; reducir; compensar; abonar
abatir; disminuir; humillar

Wiktionary: descontar

descontar

verb

rekenkundige bewerking waarbij een getal met een getal verminderd wordt
- aftrekken → sustraer; substraer; descontar

Cross Translation:

From	To	Via
• descontar	→ aftrekken; afnemen; afpakken; weghalen; wegnemen; afsnijden; afsteken; afhalen; rissen; ritsen; aftellen; inhouden; korten	↔ retrancher — Traductions à vérifier et à trier

Computer vertaling door derden: