Caducar: vertaling Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

caducar:
- vergaan; vervallen; verkommeren; besluiten; beslissen; ongeldig worden
- verstrijken; vervallen
Wiktionary:
- caducar → aflopen
- caducar → vervallen, aflopen, verlopen, verstrijken

Spaans

Uitgebreide vertaling voor caducar (Spaans) in het Nederlands

caducar:

caducar werkwoord

caducar (decaer; hundirse; derrumbarse; caer en ruina; deshacerse; declinar; desmoronarse; desplomarse; desintegrarse; desmedrar; fragmentarse)
vergaan; vervallen; verkommeren
- vergaan werkwoord (verga, vergaat, verging, vergingen, vergaan)
- vervallen werkwoord (verval, vervalt, verviel, vervielen, vervallen)
- verkommeren werkwoord (verkommer, verkommert, verkommerde, verkommerden, verkommerd)
caducar (concluir; decidir; decidirse a; terminar; convenir en; acordar; vencer; resolver; expirar)
besluiten; beslissen
- besluiten werkwoord (besluit, besloot, besloten, besloten)
- beslissen werkwoord (beslis, beslist, besliste, beslisten, beslist)
caducar
ongeldig worden
- ongeldig worden werkwoord (word ongeldig, wordt ongeldig, werd ongeldig, werden ongeldig, ongeldig geworden)

Conjugations for caducar:

presente

caduco
caducas
caduca
caducamos
caducáis
caducan

imperfecto

caducaba
caducabas
caducaba
caducábamos
caducabais
caducaban

indefinido

caduqué
caducaste
caducó
caducamos
caducasteis
caducaron

fut. de ind.

caducaré
caducarás
caducará
caducaremos
caducaréis
caducarán

condic.

caducaría
caducarías
caducaría
caducaríamos
caducaríais
caducarían

pres. de subj.

que caduque
que caduques
que caduque
que caduquemos
que caduquéis
que caduquen

imp. de subj.

que caducara
que caducaras
que caducara
que caducáramos
que caducarais
que caducaran

miscelánea

¡caduca!
¡caducadle!
¡no caduques!
¡no caduquéis!
caducado
caducándo

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

caducar [el ~] zelfstandig naamwoord

el caducar (vencer)
verstrijken; het vervallen
- verstrijken [znw.] zelfstandig naamwoord
- vervallen [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor caducar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
besluiten		decisión municipal
vergaan		degeneración; degradación; descomposición; disolución; eliminación; liquidación; podredumbre; putrefacción
verstrijken	caducar; vencer
vervallen	caducar; vencer
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beslissen	acordar; caducar; concluir; convenir en; decidir; decidirse a; expirar; resolver; terminar; vencer
besluiten	acordar; caducar; concluir; convenir en; decidir; decidirse a; expirar; resolver; terminar; vencer
ongeldig worden	caducar
vergaan	caducar; caer en ruina; decaer; declinar; derrumbarse; deshacerse; desintegrarse; desmedrar; desmoronarse; desplomarse; fragmentarse; hundirse	avanzar; caer; declinar; descomponerse; expirar; fallar; fracasar; gastarse; pasar; podrirse; pudrirse; transcurrir
verkommeren	caducar; caer en ruina; decaer; declinar; derrumbarse; deshacerse; desintegrarse; desmedrar; desmoronarse; desplomarse; fragmentarse; hundirse	marchitarse; resecarse
verstrijken		avanzar; declinar; expirar; pasar; transcurrir
vervallen	caducar; caer en ruina; decaer; declinar; derrumbarse; deshacerse; desintegrarse; desmedrar; desmoronarse; desplomarse; fragmentarse; hundirse	avanzar; caer en ruina; declinar; disminuir; expirar; inclinarse; irse a pique; pasar; quedar en ruina; reducirse; transcurrir; zozobrar
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
vervallen		desgastado; expirado; gastado; pasado; transcurrido
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
vergaan		corrompido; indecente; inmoral; maligno; malo; perverso; rancio; vicioso

Synoniemen voor "caducar":

morir; fallecer; expirar; sucumbir; vencer

Wiktionary: caducar

caducar

verb

eindigen
- aflopen → terminarse; caducar

Cross Translation:

From	To	Via
• caducar	→ vervallen; aflopen; verlopen; verstrijken	↔ expire — become invalid

Computer vertaling door derden: