Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
informe:
- verslag; scriptie; opstel; tijdschrift; periodiek; magazine; maandblad; blad; weekblad; tijdspiegel; bericht; nieuws; journaal; mededeling; kennisgeving; verwittiging; convocatie; referaat; kennisoverdracht; informatie; aankondiging; melding; navraag; toelichting; statement; verklaring; declaratie; bevestiging; aangifte; bewering; opheldering; uitlegging; uitspraak; het uitspreken; bekendmaking; proclamatie; afkondiging; verkondiging; referentie; verwijzing; rapport
- vormloos; ongevormd
- informar:
- informarse:
-
Wiktionary:
- informe → bericht, nieuwsbericht, rapport, verslag
- informe → verslag, nota, rapport, bekendmaking, bericht, kennisgeving, tijding, verwittiging, mare, informatie, inlichting, terechtwijzing
- informar → informeren, mededelen, rapporteren, verwittigen
- informar → inlichten, berichten, rapporteren, verwittigen, informeren, voorlichten
Spaans
Uitgebreide vertaling voor informe (Spaans) in het Nederlands
informe:
-
el informe (redacción)
-
el informe (mensuario; revista mensual; revista semanal; semanario)
het tijdschrift; de periodiek; het magazine; het maandblad; het blad; het weekblad; de tijdspiegel; het bericht -
el informe (noticia)
-
el informe (anuncio; aviso; noticia; comunicado; revelación; publicación; proclamación)
-
el informe (relación; versión)
-
el informe (transferencia de conocimientos; información; orientación; esclarecimiento; dilucidación; dato; aclaración; explicación; ilustración)
-
el informe (anuncio; notificación; aviso; mención; comunicación; información; referencia)
-
el informe (demanda)
-
el informe (anuncio; notificación; información; noticia; comunicación; mención)
de toelichting; het statement; de mededeling; de verklaring; de declaratie; de bevestiging; de aangifte; de bewering; de opheldering; de uitlegging -
el informe (articulación; pronunciación; declaración; mención; certificado; sentencia; fallo; expresión; anuncio; juicio; noticia; frase; referencia; exposición; información; observación; opinión; comunicación; explicación; testimonio; manifestación; certificación; afirmación; veredicto; aseveración; laudo; declaración de testigo)
-
el informe (proclamación; anuncio; noticia; comunicado)
de bekendmaking; de proclamatie; de melding; de aankondiging; de kennisgeving; de afkondiging; de verkondiging; de mededeling -
el informe (referencia; árbitro; juez de campo)
-
el informe
-
el informe
-
informe (amorfo)
Vertaal Matrix voor informe:
Verwante woorden van "informe":
Synoniemen voor "informe":
Wiktionary: informe
informe
Cross Translation:
noun
-
overgebrachte korte communicatie, meestal over een recente gebeurtenis
-
mededeling van nieuws, gecommuniceerd via de media
-
een schriftelijk bericht over een gebeurtenis of toestand
-
bericht over een gebeurtenis of toestand
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• informe | → verslag; nota | ↔ Bericht — Text, der einen Sachverhalt oder eine Handlung objektiv schildert |
• informe | → rapport; verslag | ↔ report — information describing events |
• informe | → verslag; rapport | ↔ compte rendu — rapport, exposé, ou relation de certains faits particuliers ou d’une réunion. |
• informe | → bekendmaking; bericht; kennisgeving; tijding; verwittiging; mare; informatie; inlichting; terechtwijzing | ↔ renseignement — indice qui nous aider à connaître certaines choses ou qui nous éclairer sur une personne. |
informar:
-
informar (reportar; declarar; notificar; comentar sobre; rendir informe; informar de)
melden; berichten; meedelen; rapporteren; informeren; verslag uitbrengen-
verslag uitbrengen werkwoord (breng verslag uit, brengt verslag uit, bracht verslag uit, brachten verslag uit, verslag uitgebracht)
-
informar (dar informes; hablar; hacer saber; parlar; advertir; comunicar)
-
informar (hacer saber; decir; avisar; advertir; poner en conocimiento; anunciar; informar acerca de; comunicar; poner algo en conocimiento; reportar; atemorizar; dar a conocer; reportear; alarmar; informar de; mencionar; dar informes; dar informes sobre)
informeren; op de hoogte brengen; verwittigen; waarschuwen; van iets in kennis stellen; tippen; inlichten-
op de hoogte brengen werkwoord
-
van iets in kennis stellen werkwoord (stel van iets in kennis, stelt van iets in kennis, stelde van iets in kennis, stelden van iets in kennis, van iets in kennis gesteld)
-
informar (reportar; poner en conocimiento; comunicar; hacer saber; dar informes; dar informes sobre; presentar un informe; poner al día; reportear; poner al tanto)
-
informar (advertir; llamar la atención sobre; hacer referencia; dar informes; informar acerca de)
Conjugations for informar:
presente
- informo
- informas
- informa
- informamos
- informáis
- informan
imperfecto
- informaba
- informabas
- informaba
- informábamos
- informabais
- informaban
indefinido
- informé
- informaste
- informó
- informamos
- informasteis
- informaron
fut. de ind.
- informaré
- informarás
- informará
- informaremos
- informaréis
- informarán
condic.
- informaría
- informarías
- informaría
- informaríamos
- informaríais
- informarían
pres. de subj.
- que informe
- que informes
- que informe
- que informemos
- que informéis
- que informen
imp. de subj.
- que informara
- que informaras
- que informara
- que informáramos
- que informarais
- que informaran
miscelánea
- ¡informa!
- ¡informad!
- ¡no informes!
- ¡no informéis!
- informado
- informando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor informar:
Synoniemen voor "informar":
Wiktionary: informar
informar
Cross Translation:
verb
-
inlichten
-
doen vernemen
-
het uitbrengen van een verslag of rapport
-
~ van iemand ergens van op de hoogte brengen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• informar | → inlichten | ↔ apprise — to notify |
• informar | → berichten; rapporteren | ↔ report — to relate details of |
• informar | → verwittigen | ↔ benachrichtigen — (transitiv) jemanden von etwas in Kenntnis setzen, jemandem eine Nachricht zukommen lassen |
• informar | → berichten; informeren; inlichten; verwittigen; voorlichten | ↔ informer — instruire de quelque chose ; faire savoir quelque chose. |
• informar | → berichten; informeren; inlichten; verwittigen; voorlichten | ↔ renseigner — Donner des renseignements. (Sens général). |
informarse:
-
informarse (averiguar)
-
informarse (enterarse)
poolshoogte nemen-
poolshoogte nemen werkwoord
-
-
informarse (preguntar; averiguar)
Conjugations for informarse:
presente
- me informo
- te informas
- se informa
- nos informamos
- os informáis
- se informan
imperfecto
- me informaba
- te informabas
- se informaba
- nos informábamos
- os informabais
- se informaban
indefinido
- me informé
- te informaste
- se informó
- nos informamos
- os informasteis
- se informaron
fut. de ind.
- me informaré
- te informarás
- se informará
- nos informaremos
- os informaréis
- se informarán
condic.
- me informaría
- te informarías
- se informaría
- nos informaríamos
- os informaríais
- se informarían
pres. de subj.
- que me informe
- que te informes
- que se informe
- que nos informemos
- que os informéis
- que se informen
imp. de subj.
- que me informara
- que te informaras
- que se informara
- que nos informáramos
- que os informarais
- que se informaran
miscelánea
- ¡infórmate!
- ¡informaos!
- ¡no te informes!
- ¡no os informéis!
- informado
- informándose
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor informarse:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
informeren | aviso; circular; información; notificación | |
inwinnen | pedir | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
informeren | averiguar; informarse | advertir; alarmar; anunciar; atemorizar; avisar; comentar sobre; comunicar; dar a conocer; dar informes; dar informes sobre; decir; declarar; hablar; hacer saber; informar; informar acerca de; informar de; mencionar; notificar; parlar; poner algo en conocimiento; poner en conocimiento; rendir informe; reportar; reportear |
inwinnen | averiguar; informarse; preguntar | |
navraag doen | averiguar; informarse | |
navragen | averiguar; informarse | averiguar; sondeo |
poolshoogte nemen | enterarse; informarse | |
trachten te krijgen | averiguar; informarse; preguntar |
Computer vertaling door derden: