Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- gruñon:
- gruñón:
-
Wiktionary:
- gruñón → mopperaar
- gruñón → mopperig
- gruñón → nors, mopperkont, korzelig, kribbig, weerspannig, opstandig dwars, sacherijnig, chagrijnig, narrig
Spaans
Uitgebreide vertaling voor gruñón (Spaans) in het Nederlands
gruñon:
-
el gruñon (mal humor; rencor; resentimiento; irritación)
Vertaal Matrix voor gruñon:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
knorrigheid | gruñon; irritación; mal humor; rencor; resentimiento | |
kregelheid | gruñon; irritación; mal humor; rencor; resentimiento |
gruñón:
-
gruñón (malhumorado; hosco; en tono de mal humor; desabrido; irritado)
chagrijnig; humeurig; gemelijk; slecht gehumeurd; nurks; knorrig; sikkeneurig-
chagrijnig bijvoeglijk naamwoord
-
humeurig bijvoeglijk naamwoord
-
gemelijk bijvoeglijk naamwoord
-
slecht gehumeurd bijvoeglijk naamwoord
-
nurks bijvoeglijk naamwoord
-
knorrig bijvoeglijk naamwoord
-
sikkeneurig bijvoeglijk naamwoord
-
-
gruñón (regañón; huraño; desabrido; malhumorado; avinagrado; ceñudo; alegón; reclamón; refunfuñador)
-
gruñón (irritado; malhumorado; alegón; huraño; avinagrado; regañón; refunfuñador)
-
gruñón (desabrido; malhumorado; chabacano; rudo; agrio; ronco; despegado; hosco; enfurruñado; rebarbativo)
chagrijnig; nurks; knorrig; korzelig; nors-
chagrijnig bijvoeglijk naamwoord
-
nurks bijvoeglijk naamwoord
-
knorrig bijvoeglijk naamwoord
-
korzelig bijvoeglijk naamwoord
-
nors bijvoeglijk naamwoord
-
-
el gruñón (regañón; camorrista; protestona; renegón; refunfuñón; renegona; rezongón; quejona; quejón; protestón; querulante)
-
el gruñón (gruñona; hipocondrio; gruñones; persona tétrica)
Vertaal Matrix voor gruñón:
Verwante woorden van "gruñón":
Synoniemen voor "gruñón":
Wiktionary: gruñón
gruñón
Cross Translation:
noun
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gruñón | → nors | ↔ crusty — grumpy, short-tempered |
• gruñón | → mopperkont | ↔ grouch — one who is grumpy or irritable |
• gruñón | → korzelig; kribbig | ↔ grumpy — unhappy and/or irritable |
• gruñón | → weerspannig; opstandig dwars | ↔ aufmüpfig — harmlos frech und ungehorsam, sich gegen Autoritäten auflehnend |
• gruñón | → sacherijnig; chagrijnig; narrig | ↔ mürrisch — missmutig |
Computer vertaling door derden: