Escuchar: vertaling Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

escuchar:
- luisteren; aanhoren; toehoren; horen; geluid waarnemen; beluisteren; gehoorzamen; opletten; aandachtig luisteren; toeluisteren; ondervragen; uitvragen; verhoren; overhoren; uithoren
- horen; luisteren
Wiktionary:
- escuchar → aanhoren, beluisteren, luisteren
- escuchar → luisteren, naar, op, wachten, opletten, gehoorzamen, afluisteren, aanhoren, beluisteren, toehoren, toeluisteren

Spaans

Uitgebreide vertaling voor escuchar (Spaans) in het Nederlands

escuchar:

escuchar werkwoord

escuchar (atender)
luisteren; aanhoren; toehoren
- luisteren werkwoord (luister, luistert, luisterde, luisterden, geluisterd)
- aanhoren werkwoord (hoor aan, hoort aan, hoorde aan, hoorden aan, aangehoord)
- toehoren werkwoord (hoor toe, hoort toe, hoorde toe, hoorden toe, toegehoord)
escuchar (percibir el sonido)
horen; geluid waarnemen
- horen werkwoord (hoor, hoort, hoorde, hoorden, gehoord)
- geluid waarnemen werkwoord
escuchar
luisteren; beluisteren
- luisteren werkwoord (luister, luistert, luisterde, luisterden, geluisterd)
- beluisteren werkwoord (beluister, beluistert, beluisterde, beluisterden, beluisterd)
escuchar (obedecer; seguir; tener cuidado; cumplir; atender; suceder; hacer caso; atender a)
gehoorzamen; luisteren
- gehoorzamen werkwoord (gehoorzaam, gehoorzaamt, gehoorzaamde, gehoorzaamden, gehoorzaamd)
- luisteren werkwoord (luister, luistert, luisterde, luisterden, geluisterd)
escuchar (atender; atender a; fijarse; hacer caso; tener cuidado; poner atención; prestar atención a; prestar atención)
opletten; aandachtig luisteren; toeluisteren
- opletten werkwoord (let op, lette op, letten op, opgelet)
- aandachtig luisteren werkwoord
- toeluisteren werkwoord (luister toe, luistert toe, luisterde toe, luisterden toe, toegeluisterd)
escuchar (interrogar; oír; enterarse; saber; ser de; entender; comprender; cumplir con; dar; aprender; atender; reconocer; acceder; examinar; encuestar; atender a; acceder a; deber de ser; tomar declaración a)
ondervragen; uitvragen; verhoren; overhoren; uithoren
- ondervragen werkwoord (ondervraag, ondervraagt, ondervroeg, ondervroegen, ondervraagd)
- uitvragen werkwoord (vraag uit, vraagt uit, vraagde uit, vraagden uit, uitgevraagd)
- verhoren werkwoord (verhoor, verhoort, verhoorde, verhoorden, verhoord)
- overhoren werkwoord (overhoor, overhoort, overhoorde, overhoorden, overhoord)
- uithoren werkwoord (hoor uit, hoort uit, hoorde uit, hoorden uit, uitgehoord)

Conjugations for escuchar:

presente

escucho
escuchas
escucha
escuchamos
escucháis
escuchan

imperfecto

escuchaba
escuchabas
escuchaba
escuchábamos
escuchabais
escuchaban

indefinido

escuché
escuchaste
escuchó
escuchamos
escuchasteis
escucharon

fut. de ind.

escucharé
escucharás
escuchará
escucharemos
escucharéis
escucharán

condic.

escucharía
escucharías
escucharía
escucharíamos
escucharíais
escucharían

pres. de subj.

que escuche
que escuches
que escuche
que escuchemos
que escuchéis
que escuchen

imp. de subj.

que escuchara
que escucharas
que escuchara
que escucháramos
que escucharais
que escucharan

miscelánea

¡escucha!
¡escuchad!
¡no escuches!
¡no escuchéis!
escuchado
escuchando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

escuchar [el ~] zelfstandig naamwoord

el escuchar
het horen
- horen [het ~] zelfstandig naamwoord
el escuchar
luisteren
- luisteren [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor escuchar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanhoren		escuchanar
horen	escuchar
luisteren	escuchar	velocidad de turbulencia
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aandachtig luisteren	atender; atender a; escuchar; fijarse; hacer caso; poner atención; prestar atención; prestar atención a; tener cuidado
aanhoren	atender; escuchar
beluisteren	escuchar
gehoorzamen	atender; atender a; cumplir; escuchar; hacer caso; obedecer; seguir; suceder; tener cuidado	cumplir; obedecer; seguir; suceder
geluid waarnemen	escuchar; percibir el sonido
horen	escuchar; percibir el sonido	aprender; contemplar; distinguir; enterarse; estar presente; notar; observar; percibir; ser corriente; ser habitual; ver
luisteren	atender; atender a; cumplir; escuchar; hacer caso; obedecer; seguir; suceder; tener cuidado
ondervragen	acceder; acceder a; aprender; atender; atender a; comprender; cumplir con; dar; deber de ser; encuestar; entender; enterarse; escuchar; examinar; interrogar; oír; reconocer; saber; ser de; tomar declaración a
opletten	atender; atender a; escuchar; fijarse; hacer caso; poner atención; prestar atención; prestar atención a; tener cuidado	contemplar; controlar; cuidarse de; mirar; observar; percatarse de; percibir; poner atención; prestar atención; tener cuidado; vigilar
overhoren	acceder; acceder a; aprender; atender; atender a; comprender; cumplir con; dar; deber de ser; encuestar; entender; enterarse; escuchar; examinar; interrogar; oír; reconocer; saber; ser de; tomar declaración a	chequear; comprobar; examinar; hacer una prueba escrita; investigar; someter a prueba
toehoren	atender; escuchar
toeluisteren	atender; atender a; escuchar; fijarse; hacer caso; poner atención; prestar atención; prestar atención a; tener cuidado
uithoren	acceder; acceder a; aprender; atender; atender a; comprender; cumplir con; dar; deber de ser; encuestar; entender; enterarse; escuchar; examinar; interrogar; oír; reconocer; saber; ser de; tomar declaración a	achicar
uitvragen	acceder; acceder a; aprender; atender; atender a; comprender; cumplir con; dar; deber de ser; encuestar; entender; enterarse; escuchar; examinar; interrogar; oír; reconocer; saber; ser de; tomar declaración a	interrogar; seguir preguntando
verhoren	acceder; acceder a; aprender; atender; atender a; comprender; cumplir con; dar; deber de ser; encuestar; entender; enterarse; escuchar; examinar; interrogar; oír; reconocer; saber; ser de; tomar declaración a

Synoniemen voor "escuchar":

oír; percibir; atender; advertir; ser todo oídos

Wiktionary: escuchar

escuchar

verb

horen naar iemand
- aanhoren → escuchar
aandachtig naar iets luisteren
- beluisteren → escuchar
gericht waarnemen met het oor
- luisteren → escuchar
een bevel opvolgen
- luisteren → escuchar; obedecer

Cross Translation:

From	To	Via
• escuchar	→ luisteren; naar	↔ listen — to pay attention to a sound
• escuchar	→ luisteren; naar; op; wachten; opletten	↔ listen — to expect or wait for a sound
• escuchar	→ gehoorzamen; naar; luisteren	↔ listen — to accept advice or obey instruction
• escuchar	→ afluisteren	↔ horchen — heimlich bei etwas zuhören
• escuchar	→ aanhoren; luisteren; beluisteren; toehoren; toeluisteren	↔ écouter — Faire attention, prêter l’oreille pour entendre.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van escuchar

escuchar a escondidas