Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- calmar:
-
Wiktionary:
- calmar → bedaren, kalmeren
- calmar → bedaren, kalmeren, afbreken, slopen, neerhalen, kappen, vellen, neervellen, wippen, afhakken, afhouwen, afkappen, omhakken, deprimeren, neerdrukken, neerslachtig maken, terneerdrukken, delven, opduikelen, opgraven, rooien, uitgraven, winnen, uitputten, putten uit, omkappen, slachten, afslachten, fnuiken, verzwakken, bevangen, overwinnen, verslaan, zegevieren, neerkomen, doden, doodmaken, ombrengen, doodschieten, fusilleren, de moed ontnemen, ontmoedigen, afleggen, aflopen, doorgaan, gaan door, geruststellen, kleinmaken, vernederen, verootmoedigen
Spaans
Uitgebreide vertaling voor calmar (Spaans) in het Nederlands
calmar:
-
calmar
-
calmar (sosegar; tranquilizar; aplacar)
-
calmar (acallar; tranquilizar; extinguir; apagarse; extinguirse; ajustir)
-
calmar (tranquilizarse; terraplenar; templar; aflojar; calmarse)
Conjugations for calmar:
presente
- calmo
- calmas
- calma
- calmamos
- calmáis
- calman
imperfecto
- calmaba
- calmabas
- calmaba
- calmábamos
- calmabais
- calmaban
indefinido
- calmé
- calmaste
- calmó
- calmamos
- calmasteis
- calmaron
fut. de ind.
- calmaré
- calmarás
- calmará
- calmaremos
- calmaréis
- calmarán
condic.
- calmaría
- calmarías
- calmaría
- calmaríamos
- calmaríais
- calmarían
pres. de subj.
- que calme
- que calmes
- que calme
- que calmemos
- que calméis
- que calmen
imp. de subj.
- que calmara
- que calmaras
- que calmara
- que calmáramos
- que calmarais
- que calmaran
miscelánea
- ¡calma!
- ¡calmad!
- ¡no calmes!
- ¡no calméis!
- calmado
- calmando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor calmar:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bedaren | acallar; ajustir; apagarse; calmar; extinguir; extinguirse; tranquilizar | controlar; dominar; refrenar; reprimir |
dempen | aflojar; calmar; calmarse; templar; terraplenar; tranquilizarse | desactivar audio; silenciar |
geruststellen | aplacar; calmar; sosegar; tranquilizar | |
kalmeren | acallar; ajustir; apagarse; calmar; extinguir; extinguirse; tranquilizar | |
matigen | aflojar; calmar; calmarse; templar; terraplenar; tranquilizarse | ahorrar; controlar; dominar; economizar; gastar menos; moderar; reducir los gastos; refrenar; reprimir |
sussen | acallar; ajustir; apagarse; calmar; extinguir; extinguirse; tranquilizar | |
temperen | aflojar; calmar; calmarse; templar; terraplenar; tranquilizarse | mitigar; moderar |
tot kalmte manen | acallar; ajustir; apagarse; calmar; extinguir; extinguirse; tranquilizar | |
zich matigen | aflojar; calmar; calmarse; templar; terraplenar; tranquilizarse |
Synoniemen voor "calmar":
Wiktionary: calmar
calmar
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• calmar | → bedaren | ↔ allay — To make quiet or put at rest |
• calmar | → kalmeren | ↔ appease — To make quiet; to calm; to reduce to a state of peace; to still; to pacify |
• calmar | → kalmeren | ↔ quiet — to cause someone to become quiet |
• calmar | → afbreken; slopen; neerhalen; kappen; vellen; neervellen; wippen; afhakken; afhouwen; afkappen; omhakken; deprimeren; neerdrukken; neerslachtig maken; terneerdrukken; delven; opduikelen; opgraven; rooien; uitgraven; winnen; uitputten; putten uit; omkappen; slachten; afslachten; fnuiken; verzwakken; bevangen; overwinnen; verslaan; zegevieren; neerkomen; doden; doodmaken; ombrengen; doodschieten; fusilleren; de moed ontnemen; ontmoedigen; afleggen; aflopen; doorgaan; gaan door; bedaren; geruststellen; kalmeren; kleinmaken; vernederen; verootmoedigen | ↔ abattre — Traductions à trier suivant le sens |
• calmar | → bedaren; geruststellen; kalmeren | ↔ rassurer — redonner l’assurance, rendre la confiance, la tranquillité. |
Computer vertaling door derden: