Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- presuncion:
-
presunción:
- vermoeden; veronderstelling; ijdelheid; wuftheid; ijdeltuiterij; hoogmoedigheid; trots; hovaardigheid; eigendunk; eigenwaan; voorgevoel; grootspraak; branie; opschepperij; dikdoenerij; snoeverij; gebluf; gebral; gepoch; zelfbehagen; hoogdravendheid; gezwollenheid; pompeusheid; gewichtigheid; bombast; gewichtigdoenerij; aannemen; vooronderstellen
- vooronderstelling; postulaat; thesis; stelling; aanname; these
-
Wiktionary:
- presunción → arrogantie, gewichtigdoenerij, presumptie, verbeelding, vermoeden
- presunción → hoogmoed, ijdelheid, verwaandheid
Spaans
Uitgebreide vertaling voor presunción (Spaans) in het Nederlands
presuncion:
-
la presuncion (altanería)
Vertaal Matrix voor presuncion:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aanmatiging | altanería; presuncion | |
inbeelding | altanería; presuncion | descaro; desfachatez; desvergüenza; frescura; grosería; impertinencia; indecencia |
verwaandheid | altanería; presuncion | arrogancia; descaro; desfachatez; desvergüenza; engreimiento; exaltación propia; fatuidad; frescura; grosería; impertinencia; indecencia; insolencia; pedantería; presuntuosidad; pretensión; vanidad |
zelfverheffing | altanería; presuncion | descaro; desfachatez; desvergüenza; frescura; grosería; impertinencia; indecencia |
presunción:
-
la presunción (sospecha; hipótesis)
-
la presunción (pijería; vanidad; soberbia; frivolidad)
-
la presunción (altanería; orgullo; arrogancia; pijería; soberbia; altivez)
-
la presunción (vanidad; suficiencia; engreimiento; rimbombancia; aire de importancia)
-
la presunción (presentimiento; suposición; corazonada)
het voorgevoel -
la presunción (jactancia; fanfarronería; fanfarria; atrevido; fanfarronada; fanfarronadas; audacia; pompa; atrevimiento; bravata; ostentación; chirrido; estridencia; vanagloria; fastuosidad; exageraciones; temeraridad; majaderías; baladronada)
de grootspraak; de branie; de opschepperij; de dikdoenerij; de snoeverij; het gebluf; het gebral; het gepoch -
la presunción (autosatisfacción; fatuidad; presuntuosidad)
het zelfbehagen -
la presunción (pomposidad; rimbombancia; aire de importancia; vanidosidad)
-
la presunción (suposición)
-
el presunción (conjetura; presuposición; suposición)
-
el presunción (conjetura; tesis; presuposición; teoría; suposición; teorema)
Vertaal Matrix voor presunción:
Verwante woorden van "presunción":
Synoniemen voor "presunción":
Wiktionary: presunción
presunción
Cross Translation:
noun
-
verwaande houding tegenover anderen
-
het gewichtig doen
-
vermoeden, veronderstelling
-
zich iets visueel voorstellen, ergens in het hoofd een beeld van maken
-
een waarschijnlijke waarheid
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• presunción | → hoogmoed; ijdelheid; verwaandheid | ↔ conceit — overly high self-esteem |