Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Zoek: autoridad

Spaanse en Nederlandse zoekresultaten voor: autoridad

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. autoridad:
  2. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor autoridad (Spaans) in het Nederlands

autoridad:

autoridad [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la autoridad (potencia; potencial)
    de macht; het gezag
    • macht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • gezag [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. la autoridad (gobierno; gabinete; régimen; )
    de regering; het gouvernement; het gezag; het kabinet
    • regering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gouvernement [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gezag [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kabinet [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. la autoridad (soberano; gobernante)
    de autoriteiten; de gezaghebbers; het gezag
  4. la autoridad (dominio; poder; supremacía; señorío)
    de heerschappij; de autoriteit; het gezag; de macht
    • heerschappij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • autoriteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gezag [het ~] zelfstandig naamwoord
    • macht [de ~] zelfstandig naamwoord
  5. la autoridad
    de autoriteit; de instantie; het gezagsorgaan
  6. la autoridad (poder; vigor; fuerza; )
    het vermogen; de kracht; de macht
    • vermogen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kracht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • macht [de ~] zelfstandig naamwoord
  7. la autoridad (poderoso; dirigente; gobernante)
    de gezagsdrager; de gezaghebber
  8. la autoridad (fuerza mayor; fuerzas superiores; preponderancia; )
    force majeure; de overmacht

autoridad [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el autoridad (influencia; ascendiente; dominio; energía; acción)
    de invloed; de macht
    • invloed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • macht [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. el autoridad (competencia; facultad)
    de competentie; de bevoegdheid

Vertaal Matrix voor autoridad:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
autoriteit autoridad; dominio; poder; señorío; supremacía
autoriteiten autoridad; gobernante; soberano administración; autoridades
bevoegdheid autoridad; competencia; facultad autorización; competencia; privilegio
competentie autoridad; competencia; facultad capacidad; competencia; facultad
force majeure autoridad; exceso de peso; fuerza mayor; fuerzas superiores; grueso; mayor parte; mayoría; preeminencia; preponderancia; superioridad; superioridad de fuerzas; supremacía
gezag administración; alacena; armario de gabinete; autoridad; consejo de ministros; cómoda; dominio; gabinete; galería de arte; gobernante; gobierno; poder; potencia; potencial; régimen; sala de arte; señorío; soberano; supremacía
gezaghebber autoridad; dirigente; gobernante; poderoso
gezaghebbers autoridad; gobernante; soberano autoridades; superiores
gezagsdrager autoridad; dirigente; gobernante; poderoso
gezagsorgaan autoridad
gouvernement administración; alacena; armario de gabinete; autoridad; consejo de ministros; cómoda; gabinete; galería de arte; gobierno; poder; régimen; sala de arte
heerschappij autoridad; dominio; poder; señorío; supremacía
instantie autoridad organismo; organización
invloed acción; ascendiente; autoridad; dominio; energía; influencia
kabinet administración; alacena; armario de gabinete; autoridad; consejo de ministros; cómoda; gabinete; galería de arte; gobierno; poder; régimen; sala de arte armario de gabinete; consejo de ministros; gabinete
kracht autoridad; capacidad; dinamismo; dominio; energía; fortaleza; fuerza; poder; potencia; potencial; potestad; vigencia; vigor; vitalidad acritud; alma; animosidad; ardor; arrebato; aspereza; brusquedad; brío; capacidad; capacidad laboral; causticidad; dinamismo; empuje; energía; entusiasmo; espíritu; fervor; fortaleza; fuego; fuerza; ganas de trabajar; impetuosidad; intensidad; interés; poder; potencia; profundidad; vehemencia; violencia; vitalidad; ímpetu
macht acción; ascendiente; autoridad; capacidad; dinamismo; dominio; energía; fortaleza; fuerza; influencia; poder; potencia; potencial; potestad; señorío; supremacía; vigencia; vigor; vitalidad
overmacht autoridad; exceso de peso; fuerza mayor; fuerzas superiores; grueso; mayor parte; mayoría; preeminencia; preponderancia; superioridad; superioridad de fuerzas; supremacía superioridad
regering administración; alacena; armario de gabinete; autoridad; consejo de ministros; cómoda; gabinete; galería de arte; gobierno; poder; régimen; sala de arte Gobierno
vermogen autoridad; capacidad; dinamismo; dominio; energía; fortaleza; fuerza; poder; potencia; potencial; potestad; vigencia; vigor; vitalidad capacidad; capital; caudal; energía; fortuna; fuerza; haberes; hacienda; poder; potencia; riqueza
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vermogen saber; ser capaz
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
kracht potencia

Synoniemen voor "autoridad":


Wiktionary: autoridad

autoridad
noun
  1. de overheid
  2. bevoegdheid om ergens beslissingen over te nemen
Cross Translation:
FromToVia
• autoridad → gezag; bevoegdheid ↔ authority — power to enforce rules or give orders
• autoridad → functie; baan ↔ Stelle — Arbeitsplatz
• autoridad → gezag; macht; beslissingsbevoegdheid; zeggenschap; autoriteit ↔ autorité — pouvoir ou droit de commander, d’obliger quelqu’un à quelque chose.

Verwante vertalingen van autoridad







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0479 seconde
Page rendered in 1.0 seconds