Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. planchar:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor planchar (Spaans) in het Nederlands

planchar:

planchar werkwoord

  1. planchar (alisar; cubrir; rozar; arriar)
    strijken; gladstrijken
    • strijken werkwoord (strijk, strijkt, streek, streken, gestreken)
    • gladstrijken werkwoord (strijk glad, strijkt glad, strijkte glad, strijkten glad, gladgestreken)
  2. planchar (alisar; pulir; igualar; )
    egaliseren; gelijkmaken; effenen; gladmaken
    • egaliseren werkwoord (egaliseer, egaliseert, egaliseerde, egaliseerden, geëgaliseerd)
    • gelijkmaken werkwoord (maak gelijk, maakt gelijk, maakte gelijk, maakten gelijk, gelijk gemaakt)
    • effenen werkwoord (effen, effent, effende, effenden, geëffend)
    • gladmaken werkwoord (maak glad, maakt glad, maakte glad, maakten glad, gladgemaakt)
  3. planchar
    oppersen
    • oppersen werkwoord (pers op, perst op, perste op, persten op, opgeperst)

Conjugations for planchar:

presente
  1. plancho
  2. planchas
  3. plancha
  4. planchamos
  5. plancháis
  6. planchan
imperfecto
  1. planchaba
  2. planchabas
  3. planchaba
  4. planchábamos
  5. planchabais
  6. planchaban
indefinido
  1. planché
  2. planchaste
  3. planchó
  4. planchamos
  5. planchasteis
  6. plancharon
fut. de ind.
  1. plancharé
  2. plancharás
  3. planchará
  4. plancharemos
  5. plancharéis
  6. plancharán
condic.
  1. plancharía
  2. plancharías
  3. plancharía
  4. plancharíamos
  5. plancharíais
  6. plancharían
pres. de subj.
  1. que planche
  2. que planches
  3. que planche
  4. que planchemos
  5. que planchéis
  6. que planchen
imp. de subj.
  1. que planchara
  2. que plancharas
  3. que planchara
  4. que plancháramos
  5. que plancharais
  6. que plancharan
miscelánea
  1. ¡plancha!
  2. ¡planchad!
  3. ¡no planches!
  4. ¡no planchéis!
  5. planchado
  6. planchando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor planchar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gelijkmaken asimilación; igualación; nivelación
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
effenen alisar; allanar; aplanar; entretelar; hacer resplandecer; igualar; nivelar; perfeccionar; planchar; pulir; refinar; relucir; resplandecer; satinar allanar; aplanar; aplastar; saldar
egaliseren alisar; allanar; aplanar; entretelar; hacer resplandecer; igualar; nivelar; perfeccionar; planchar; pulir; refinar; relucir; resplandecer; satinar saldar
gelijkmaken alisar; allanar; aplanar; entretelar; hacer resplandecer; igualar; nivelar; perfeccionar; planchar; pulir; refinar; relucir; resplandecer; satinar igualar; nivelar
gladmaken alisar; allanar; aplanar; entretelar; hacer resplandecer; igualar; nivelar; perfeccionar; planchar; pulir; refinar; relucir; resplandecer; satinar abrillantar; adornar; alisar; bruñir; dar brillo; dar lustre; encerar; equipar; escariar; fregar; frotar; limpiar; lustrar; pulir; restregar; sacar brillo a
gladstrijken alisar; arriar; cubrir; planchar; rozar
oppersen planchar
strijken alisar; arriar; cubrir; planchar; rozar

Wiktionary: planchar

planchar
verb
  1. door strijken glad of effen maken
  2. wasgoed desinfecteren en gladmaken met hulp van een heet ijzer

Cross Translation:
FromToVia
planchar strijken iron — to pass an iron over clothing
planchar strijken ironing — act of pressing clothes with an iron

Verwante vertalingen van planchar