Spaans

Uitgebreide vertaling voor reprobar (Spaans) in het Nederlands

reprobar:

reprobar werkwoord

  1. reprobar (gruñir; serrar; rascar; )
    snorren; zagen; knorren; ronken
    • snorren werkwoord (snor, snort, snorde, snorden, gesnord)
    • zagen werkwoord (zaag, zaagt, zaagde, zaagden, gezaagd)
    • knorren werkwoord (knor, knort, knorde, knorden, geknord)
    • ronken werkwoord (ronk, ronkt, ronkte, ronkten, geronkt)
  2. reprobar (borbotear; regañar; rugir; )
    sakkeren
    • sakkeren werkwoord (sakker, sakkert, sakkerde, sakkerden, gesakkerd)
  3. reprobar (criticar; reprender; satirizar; declarar hereje)
    hekelen
    • hekelen werkwoord (hekel, hekelt, hekelde, hekelden, gehekeld)
  4. reprobar (amonestar; señalar; regañar; )
    waarschuwen; berispen; manen; vermanen; terechtwijzen
    • waarschuwen werkwoord (waarschuw, waarschuwt, waarschuwde, waarschuwden, gewaarschuwd)
    • berispen werkwoord (berisp, berispt, berispte, berispten, berispt)
    • manen werkwoord (maan, maant, maande, maanden, gemaand)
    • vermanen werkwoord (vermaan, vermaant, vermaande, vermaanden, vermaand)
    • terechtwijzen werkwoord (wijs terecht, wijst terecht, wees terecht, wezen terecht, terechtgewezen)

Conjugations for reprobar:

presente
  1. repruebo
  2. repruebas
  3. reprueba
  4. reprobamos
  5. reprobáis
  6. reprueban
imperfecto
  1. reprobaba
  2. reprobabas
  3. reprobaba
  4. reprobábamos
  5. reprobabais
  6. reprobaban
indefinido
  1. reprobé
  2. reprobaste
  3. reprobó
  4. reprobamos
  5. reprobasteis
  6. reprobaron
fut. de ind.
  1. reprobaré
  2. reprobarás
  3. reprobará
  4. reprobaremos
  5. reprobaréis
  6. reprobarán
condic.
  1. reprobaría
  2. reprobarías
  3. reprobaría
  4. reprobaríamos
  5. reprobaríais
  6. reprobarían
pres. de subj.
  1. que repruebe
  2. que repruebes
  3. que repruebe
  4. que reprobemos
  5. que reprobéis
  6. que reprueben
imp. de subj.
  1. que reprobara
  2. que reprobaras
  3. que reprobara
  4. que reprobáramos
  5. que reprobarais
  6. que reprobaran
miscelánea
  1. ¡reprueba!
  2. ¡reprobad!
  3. ¡no repruebes!
  4. ¡no reprobéis!
  5. reprobado
  6. reprobando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor reprobar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
snorren bigotes; mostachos
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
berispen amonestar; criticar; declarar hereje; reconvenir; regañar; reprender; reprobar; señalar; vituperar amanecer; amonestar; arrebatar; borrar; censurar; clarear; condenar; criticar; culpar; eliminar; enjugar; hacer ver; iluminarse; librarse de; notar; reconvenir; reprender; sacar; vituperar
hekelen criticar; declarar hereje; reprender; reprobar; satirizar
knorren gruñir; hacer ruidos; husmear; piar; rascar; reprobar; serrar gruñir; hacer ruidos; murmurar; rezongar
manen amonestar; criticar; declarar hereje; reconvenir; regañar; reprender; reprobar; señalar; vituperar aconsejar; amanecer; apremiar; citar a juicio; exhortar; instigar; intimar; requerir
ronken gruñir; hacer ruidos; husmear; piar; rascar; reprobar; serrar
sakkeren borbotear; burbujear; estar a la sombra; estar en chirona; gruñir; hacer ruidos; refunfuñar; regañar; reprobar; retumbar; rezongar; rugir; zumbar
snorren gruñir; hacer ruidos; husmear; piar; rascar; reprobar; serrar
terechtwijzen amonestar; criticar; declarar hereje; reconvenir; regañar; reprender; reprobar; señalar; vituperar censurar; criticar; notar; vituperar
vermanen amonestar; criticar; declarar hereje; reconvenir; regañar; reprender; reprobar; señalar; vituperar censurar; criticar; notar; vituperar
waarschuwen amonestar; criticar; declarar hereje; reconvenir; regañar; reprender; reprobar; señalar; vituperar advertir; alarmar; anunciar; atemorizar; avisar; comunicar; dar a conocer; dar informes; dar informes sobre; decir; enviar alerta; hacer saber; informar; informar acerca de; informar de; mencionar; poner algo en conocimiento; poner en conocimiento; reportar; reportear
zagen gruñir; hacer ruidos; husmear; piar; rascar; reprobar; serrar

Synoniemen voor "reprobar":


Wiktionary: reprobar

reprobar
verb
  1. streng zeggen dat het gedrag wordt afgekeurd

Cross Translation:
FromToVia
reprobar zakken; buizen flunk — to fail
reprobar verwijten; berispen rebuke — to criticise harshly; to reprove
reprobar manen; aanmanen; aansporen; berispen; een standje geven; uitkafferen; beknorren; terechtwijzen; verwijten; brullen; bulderen; daveren; loeien; dreigen; bedreigen gronder — Faire entendre un bruit sourd, parler des animaux, du tonnerre ou du vent.
reprobar afslaan; afwijzen; verwerpen; weigeren; wraken; nee zeggen tegen; afkeuren; terugwijzen; vertikken; retourneren; terugbezorgen; terugsturen; heruitzenden; het oneens zijn; afstoten; verdringen; verduwen; wegdringen; wegduwen; wegstoten; uitdrijven; verdrijven; verjagen; wegdrijven; wegjagen repousser — Pousser en arrière, rejeter ; faire reculer quelqu’un, écarter de soi quelque chose.
reprobar beknorren; berispen; terechtwijzen; verwijten reprocherimputer la faute à quelqu’un, en l’blâmer, en lui faire des remontrances.
reprobar manen; aanmanen; aansporen; beknorren; berispen; terechtwijzen; verwijten réprimanderreprendre quelqu’un avec autorité, lui reprocher sa faute.
reprobar berispen; een standje geven; uitkafferen; beknorren; terechtwijzen; verwijten sermonner — (familier, fr) Faire des remontrances ennuyeux et hors de propos.