Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Zoek: molestar

Spaanse en Nederlandse zoekresultaten voor: molestar

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. molestar:
  2. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor molestar (Spaans) in het Nederlands

molestar:

molestar werkwoord

  1. molestar (afligir; atormentar; fastidiar; castigar; gastar bromas)
    lastigvallen; teisteren
    • lastigvallen werkwoord (val lastig, valt lastig, viel lastig, vielen lastig, lastig gevallen)
    • teisteren werkwoord (teister, teistert, teisterde, teisterden, geteisterd)
  2. molestar (hacer la puñeta; fastidiar; provocar; incordiar)
    pesten; plagen; koeioneren; kwellen; treiteren; tergen; narren; tarten; sarren
    • pesten werkwoord (pest, pestte, pestten, gepest)
    • plagen werkwoord (plaag, plaagt, plaagde, plaagden, geplaagd)
    • koeioneren werkwoord (koeioneer, koeioneert, koeioneerde, koeioneerden, gekoeioneerd)
    • kwellen werkwoord (kwel, kwelt, kwelde, kwelden, gekweld)
    • treiteren werkwoord (treiter, treitert, treiterde, treiterden, getreiterd)
    • tergen werkwoord (terg, tergt, tergde, tergden, getergd)
    • narren werkwoord
    • tarten werkwoord (tart, tartte, tartten, getart)
    • sarren werkwoord (sar, sart, sarde, sarden, sarde)
  3. molestar
    molesteren
    • molesteren werkwoord (molesteer, molesteert, molesteerde, molesteerden, gemolesteerd)
  4. molestar
    storen
    • storen werkwoord (stoor, stoort, stoorde, stoorden, gestoord)
  5. molestar (comportarse de forma mezquina; contrariar; trapacear; )
    harrewarren
  6. molestar (mortificar para que una persona se va; provocar; fastidiar; burlarse)
    wegpesten
    • wegpesten werkwoord (pest weg, pestte weg, pestten weg, weggepest)

Conjugations for molestar:

presente
  1. molesto
  2. molestas
  3. molesta
  4. molestamos
  5. molestáis
  6. molestan
imperfecto
  1. molestaba
  2. molestabas
  3. molestaba
  4. molestábamos
  5. molestabais
  6. molestaban
indefinido
  1. molesté
  2. molestaste
  3. molestó
  4. molestamos
  5. molestasteis
  6. molestaron
fut. de ind.
  1. molestaré
  2. molestarás
  3. molestará
  4. molestaremos
  5. molestaréis
  6. molestarán
condic.
  1. molestaría
  2. molestarías
  3. molestaría
  4. molestaríamos
  5. molestaríais
  6. molestarían
pres. de subj.
  1. que moleste
  2. que molestes
  3. que moleste
  4. que molestemos
  5. que molestéis
  6. que molesten
imp. de subj.
  1. que molestara
  2. que molestaras
  3. que molestara
  4. que molestáramos
  5. que molestarais
  6. que molestaran
miscelánea
  1. ¡molesta!
  2. ¡molestad!
  3. ¡no molestes!
  4. ¡no molestéis!
  5. molestado
  6. molestando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor molestar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plagen desgracias; horrores; pesadillas
treiteren fastidiar; jorobar; provocar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
harrewarren armar jaleo; comportarse de forma mezquina; contrariar; fastidiar; molestar; preocupar; trapacear
koeioneren fastidiar; hacer la puñeta; incordiar; molestar; provocar
kwellen fastidiar; hacer la puñeta; incordiar; molestar; provocar torturar
lastigvallen afligir; atormentar; castigar; fastidiar; gastar bromas; molestar
molesteren molestar maltratar
narren fastidiar; hacer la puñeta; incordiar; molestar; provocar
pesten fastidiar; hacer la puñeta; incordiar; molestar; provocar fastidiar; hacer rabiar; irritar; provocar
plagen fastidiar; hacer la puñeta; incordiar; molestar; provocar fastidiar; hacer rabiar; irritar; provocar
sarren fastidiar; hacer la puñeta; incordiar; molestar; provocar fastidiar; hacer rabiar; irritar; provocar
storen molestar desbaratar; dificultar; estorbar; frustrar; impedir; importunar
tarten fastidiar; hacer la puñeta; incordiar; molestar; provocar fastidiar; hacer rabiar; irritar; provocar
teisteren afligir; atormentar; castigar; fastidiar; gastar bromas; molestar
tergen fastidiar; hacer la puñeta; incordiar; molestar; provocar fastidiar; hacer rabiar; irritar; provocar
treiteren fastidiar; hacer la puñeta; incordiar; molestar; provocar fastidiar; hacer rabiar; irritar; provocar
wegpesten burlarse; fastidiar; molestar; mortificar para que una persona se va; provocar

Synoniemen voor "molestar":


Wiktionary: molestar

molestar
verb
  1. een factor vormen die een gebeurtenis of handeling (bijna) onmogelijk maakt
  2. pijn of ergernis bezorgen
  3. rottigheid uithalen ten nadele van iemand met het doel diegene dwars te zitten
Cross Translation:
FromToVia
• molestar → mankeren; schelen ↔ ail — to cause to suffer
• molestar → ergeren; vervelen ↔ annoy — to disturb or irritate
• molestar → plagen; lastigvallen ↔ badger — pester
• molestar → storen ↔ bother — to annoy, disturb
• molestar → verstoren; storen ↔ disturb — confuse or irritate
• molestar → kwellen; pesten ↔ plague — to harass
• molestar → plagen ↔ tease — to poke fun at
• molestar → belemmeren ↔ behindern — stören, an etwas hindern, von etwas abhalten
• molestar → ergeren; verontwaardigen; aanstoken; irriteren; ophitsen; op stang jagen; prikkelen; sarren; plagen; agaceren ↔ agacer — affecter d’une irritation nerveuse.
• molestar → belemmeren; hinderen; storen; verstoren; storing veroorzaken; defect maken; in disorde brengen; in verwarring brengen; rommelen ↔ déranger — Traductions à trier suivant le sens
• molestar → ergeren; tegenstaan; vermoeien; vervelen ↔ ennuyer — Traductions à trier suivant le sens
• molestar → belemmeren; hinderen; storen; verstoren ↔ gêner — Causer de la gêne







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0467 seconde
Page rendered in 1.0 seconds