Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. bichos:
  2. bicho:
  3. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor bichos (Spaans) in het Nederlands

bichos:

bichos [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el bichos
    de insecten; het gedierte
    • insecten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • gedierte [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. el bichos (animales; bestias)
    de dieren; de beesten
    • dieren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • beesten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor bichos:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beesten animales; bestias; bichos
dieren animales; bestias; bichos
gedierte bichos animales; fauna; mundo animal; zoología
insecten bichos

Verwante woorden van "bichos":


Wiktionary: bichos

bichos
noun
  1. ongewenste dieren, die de mens op een of andere manier last bezorgen

bichos vorm van bicho:

bicho [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el bicho (animal; bestia)
    het dier; het beest
    • dier [het ~] zelfstandig naamwoord
    • beest [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bicho:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beest animal; bestia; bicho
dier animal; bestia; bicho

Verwante woorden van "bicho":


Synoniemen voor "bicho":


Wiktionary: bicho


Cross Translation:
FromToVia
bicho beestje; insect bug — a colloquial name for insect
bicho leuter; piemel; pik; lul dick — colloquial: penis