Acordar: vertaling Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

acordar:
- overeenkomen; afspreken; accorderen; overeenstemmen; eens worden; kiezen; stemmen; zijn stem uitbrengen; besluiten; beslissen
Wiktionary:
- acordar → inwilligen
- acordar → schenken, toekennen, zich herinneren, herinneren, gedenken, overeenkomen, afspreken, in overeenstemming brengen, rijmen, tot overeenstemming brengen, stemmen, verzoenen

Spaans

Uitgebreide vertaling voor acordar (Spaans) in het Nederlands

acordar:

acordar werkwoord

acordar (convenir)
overeenkomen; afspreken; accorderen
- overeenkomen werkwoord (kom overeen, komt overeen, kwam overeen, kwamen overeen, overeen gekomen)
- afspreken werkwoord (spreek af, spreekt af, sprak af, spraken af, afgesproken)
- accorderen werkwoord (accordeer, accordeert, accordeerde, accordeerden, geaccordeerd)
acordar (ponerse de acuerdo; convenir; asentir; estar de acuerdo; concordar; pactar; llegar a un acuerdo; dar el visto bueno)
overeenkomen; overeenstemmen; eens worden
- overeenkomen werkwoord (kom overeen, komt overeen, kwam overeen, kwamen overeen, overeen gekomen)
- overeenstemmen werkwoord (stem overeen, stemt overeen, stemde overeen, stemden overeen, overeen gestemd)
- eens worden werkwoord (word eens, wordt eens, werd eens, werden eens, eens geworden)
acordar (votar; elegir; escoger; decidirse; optar; emitir su voto; adaptar a)
kiezen; stemmen; zijn stem uitbrengen
- kiezen werkwoord (kies, kiest, koos, kozen, gekozen)
- stemmen werkwoord (stem, stemt, stemde, stemden, gestemd)
- zijn stem uitbrengen werkwoord
acordar (concluir; decidir; decidirse a; terminar; convenir en; vencer; resolver; caducar; expirar)
besluiten; beslissen
- besluiten werkwoord (besluit, besloot, besloten, besloten)
- beslissen werkwoord (beslis, beslist, besliste, beslisten, beslist)

Conjugations for acordar:

presente

acuerdo
acuerdas
acuerda
acordamos
acordáis
acuerdan

imperfecto

acordaba
acordabas
acordaba
acordábamos
acordabais
acordaban

indefinido

acordé
acordaste
acordó
acordamos
acordasteis
acordaron

fut. de ind.

acordaré
acordarás
acordará
acordaremos
acordaréis
acordarán

condic.

acordaría
acordarías
acordaría
acordaríamos
acordaríais
acordarían

pres. de subj.

que acuerde
que acuerdes
que acuerde
que acordemos
que acordéis
que acuerden

imp. de subj.

que acordara
que acordaras
que acordara
que acordáramos
que acordarais
que acordaran

miscelánea

¡acuerda!
¡acordad!
¡no acuerdes!
¡no acordéis!
acordado
acordando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor acordar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
accorderen		acuerdo; concordar; convenio; corresponder
afspreken		acuerdo; convenio
besluiten		decisión municipal
kiezen		sufragio; voto
overeenstemmen		concordar; corresponder
stemmen		sufragio; voto
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
accorderen	acordar; convenir
afspreken	acordar; convenir	arreglar; citar; coincidir en; conformarse a; convenir; dirigir; encontrarse; juntarse; llegar a un acuerdo; pactar; ponerse de acuerdo; quedarse; quedarse en; reunirse; verse
beslissen	acordar; caducar; concluir; convenir en; decidir; decidirse a; expirar; resolver; terminar; vencer
besluiten	acordar; caducar; concluir; convenir en; decidir; decidirse a; expirar; resolver; terminar; vencer
eens worden	acordar; asentir; concordar; convenir; dar el visto bueno; estar de acuerdo; llegar a un acuerdo; pactar; ponerse de acuerdo
kiezen	acordar; adaptar a; decidirse; elegir; emitir su voto; escoger; optar; votar	elegir; marcar; seleccionar
overeenkomen	acordar; asentir; concordar; convenir; dar el visto bueno; estar de acuerdo; llegar a un acuerdo; pactar; ponerse de acuerdo	coincidir; coincidir con; concertar; concordar; concordar con; convenir; corresponder a; pactar; parecer; responder a; semejar
overeenstemmen	acordar; asentir; concordar; convenir; dar el visto bueno; estar de acuerdo; llegar a un acuerdo; pactar; ponerse de acuerdo	coincidir; coincidir con; concordar; concordar con; convenir; convenir con; corresponder; corresponder a; corresponder con; pactar; parecer; quedar bien; responder a; semejar; ser justo
stemmen	acordar; adaptar a; decidirse; elegir; emitir su voto; escoger; optar; votar
zijn stem uitbrengen	acordar; adaptar a; decidirse; elegir; emitir su voto; escoger; optar; votar
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kiezen		marcar

Synoniemen voor "acordar":

convenir; estipular; pactar; negociar; concertar
determinar; resolver; decidir; adoptar; establecer; conciliar
quedar; proyectar

Wiktionary: acordar

acordar

verb

aan een verzoek voldoen
- inwilligen → acceder; acordar; conceder; consentir

Cross Translation:

From	To	Via
• acordar	→ schenken; toekennen	↔ bestow — present a thing as a gift or honour
• acordar	→ zich herinneren; herinneren; gedenken	↔ remember — to recall from one's memory
• acordar	→ overeenkomen; afspreken	↔ vereinbaren — eine Abmachung treffen
• acordar	→ in overeenstemming brengen; rijmen; tot overeenstemming brengen; stemmen	↔ accorder — mettre d’accord.
• acordar	→ verzoenen	↔ réconcilier — remettre d’accord ensemble des personnes qui étaient brouiller.

Remove Ads

Spaanse en Nederlandse zoekresultaten voor: acordar

Uitgebreide vertaling voor acordar (Spaans) in het Nederlands

acordar:

acordar werkwoord

acordar (convenir)

acordar (ponerse de acuerdo; convenir; asentir; estar de acuerdo; concordar; pactar; llegar a un acuerdo; dar el visto bueno)

acordar (votar; elegir; escoger; decidirse; optar; emitir su voto; adaptar a)

acordar (concluir; decidir; decidirse a; terminar; convenir en; vencer; resolver; caducar; expirar)

Conjugations for acordar:

presente

imperfecto

indefinido

fut. de ind.

condic.

pres. de subj.

imp. de subj.

miscelánea

Vertaal Matrix voor acordar:

Synoniemen voor "acordar":

Wiktionary: acordar