Spaans

Uitgebreide vertaling voor acomodado (Spaans) in het Nederlands

acomodado:

acomodado bijvoeglijk naamwoord

  1. acomodado (acaudalado; rico; adinerado)
    welgesteld; in goeden doen
  2. acomodado (próspero; floreciente; en forma)
    welvarend; florerend; welgesteld

Vertaal Matrix voor acomodado:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
welgesteld acaudalado; acomodado; adinerado; en forma; floreciente; próspero; rico
welvarend acomodado; en forma; floreciente; próspero
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
florerend acomodado; en forma; floreciente; próspero
in goeden doen acaudalado; acomodado; adinerado; rico

Verwante woorden van "acomodado":

  • acomodados

Synoniemen voor "acomodado":


Wiktionary: acomodado

acomodado
adjective
  1. financieel goed gesitueerd

Cross Translation:
FromToVia
acomodado bruikbaar; geschikt; doelmatig; gemakkelijk; gepast; passend; betamelijk; toepasselijk; behoorlijk; fatsoenlijk; keurig; voegzaam; welvoeglijk convenable — Qui est approprier, qui convient à quelqu’un ou à quelque chose.
acomodado bruikbaar; geschikt; goedgezind; gunstig; toegenegen; welgezind; lievelings- propice — Qui est favorable, en parlant de divinité, toute puissance, ou autorité dont nous pouvoir dépendre.
acomodado gefortuneerd; rijk; vermogend riche — qui a beaucoup de fortune

acomodar:

acomodar werkwoord

  1. acomodar (posicionar; poner; tumbar)
  2. acomodar (tumbar)
    neervlijen
    • neervlijen werkwoord (vlij neer, vlijt neer, vleed neer, vleden neer, neergevlijd)

Conjugations for acomodar:

presente
  1. acomodo
  2. acomodas
  3. acomoda
  4. acomodamos
  5. acomodáis
  6. acomodan
imperfecto
  1. acomodaba
  2. acomodabas
  3. acomodaba
  4. acomodábamos
  5. acomodabais
  6. acomodaban
indefinido
  1. acomodé
  2. acomodaste
  3. acomodó
  4. acomodamos
  5. acomodasteis
  6. acomodaron
fut. de ind.
  1. acomodaré
  2. acomodarás
  3. acomodará
  4. acomodaremos
  5. acomodaréis
  6. acomodarán
condic.
  1. acomodaría
  2. acomodarías
  3. acomodaría
  4. acomodaríamos
  5. acomodaríais
  6. acomodarían
pres. de subj.
  1. que acomode
  2. que acomodes
  3. que acomode
  4. que acomodemos
  5. que acomodéis
  6. que acomoden
imp. de subj.
  1. que acomodara
  2. que acomodaras
  3. que acomodara
  4. que acomodáramos
  5. que acomodarais
  6. que acomodaran
miscelánea
  1. ¡acomoda!
  2. ¡acomodad!
  3. ¡no acomodes!
  4. ¡no acomodéis!
  5. acomodado
  6. acomodando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor acomodar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
iets neerleggen acomodar; poner; posicionar; tumbar
neervlijen acomodar; tumbar

Synoniemen voor "acomodar":


Wiktionary: acomodar

acomodar
verb
  1. aansluiten, voegen naar, bruikbaar maken
  2. (overgankelijk) (zich) aanpassen aan omstandigheden
  3. goed uitkomen

Cross Translation:
FromToVia
acomodar accommoderen; aanpassen accommodate — to adapt to fit
acomodar aanwijzen usher — to guide people to their seats
acomodar aanpassen; accommoderen; aanrichten; arrangeren; ordenen; regelen accommoderdonner, procurer de la commodité.
acomodar aanpassen; adapteren; aanbrengen; accommoderen ajusteraccommoder une chose, en sorte qu’elle s’adapter à une autre.
acomodar beleggen; houden; teweegbrengen; uitschrijven; leggen; plaatsen; situeren; stationeren; identificeren; vereenzelvigen situerplacer, poser en certain endroit par rapport à l’exposition, à l’aspect, au voisinage, etc.