Overzicht


Spaans

Uitgebreide vertaling voor vara (Spaans) in het Nederlands

vara:

vara [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la vara (lanzas de tiro; cajas; enganche)
    de schachten; de stelen; de pijlen
    • schachten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • stelen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • pijlen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. la vara (enganche; lanza de tiro)
    de dissel
    • dissel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. la vara (timón; lanza)
    de disselboom
  4. la vara (poste; palo)
    de staak
    • staak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. la vara (vara de violín)
    vioolstok
  6. la vara
    vioolstrijkstok

Vertaal Matrix voor vara:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dissel enganche; lanza de tiro; vara
disselboom lanza; timón; vara
pijlen cajas; enganche; lanzas de tiro; vara
schachten cajas; enganche; lanzas de tiro; vara pozos mineros
staak palo; poste; vara
stelen cajas; enganche; lanzas de tiro; vara robar
vioolstok vara; vara de violín
vioolstrijkstok vara
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stelen afanar; arrebatar; birlar; coger; defraudar; desfalcar; disentir; disimular; divergir; escapar; evitar; guardarse de; huntar; hurtar; hurtqr; llevarse con el pico; mangar; mangar a; robar

Synoniemen voor "vara":


Wiktionary: vara

vara
noun
  1. techniek|nld staaf in een hek, traliewerk, balustrade etc.
  2. meestal metalen voorwerp in de vorm van een lange stijve cilinder

Cross Translation:
FromToVia
vara roede; roe rod — stick or bundle used for punishment
vara twijg twig — a small thin branch
vara gard; stokje; roede; spitsroede baguette — Petit bâton mince, plus ou moins long et flexible.
vara advocatuur; advocatenstand; balie; baar; paal; pijp; roede; schacht; spijl; stang barreaubarre de bois ou de fer qui sert de clôture.
vara baar; paal; pijp; roede; schacht; spijl; stang; staf; stok bâton — Morceau de bois assez long
vara baar; paal; pijp; roede; schacht; spijl; stang gaule — Grande perche.
vara baar; pijp; roede; schacht; spijl; stang; baars perchelong pièce de bois.

varar:

varar werkwoord

  1. varar (abarrancarse; encallar; atascarse)
    vastlopen; klem komen
    • vastlopen werkwoord (loop vast, loopt vast, liep vast, liepen vast, vastgelopen)
    • klem komen werkwoord

Conjugations for varar:

presente
  1. varo
  2. varas
  3. vara
  4. varamos
  5. varáis
  6. varan
imperfecto
  1. varaba
  2. varabas
  3. varaba
  4. varábamos
  5. varabais
  6. varaban
indefinido
  1. varé
  2. varaste
  3. varó
  4. varamos
  5. varasteis
  6. vararon
fut. de ind.
  1. vararé
  2. vararás
  3. varará
  4. vararemos
  5. vararéis
  6. vararán
condic.
  1. vararía
  2. vararías
  3. vararía
  4. vararíamos
  5. vararíais
  6. vararían
pres. de subj.
  1. que vare
  2. que vares
  3. que vare
  4. que varemos
  5. que varéis
  6. que varen
imp. de subj.
  1. que varara
  2. que vararas
  3. que varara
  4. que varáramos
  5. que vararais
  6. que vararan
miscelánea
  1. ¡vara!
  2. ¡varad!
  3. ¡no vares!
  4. ¡no varéis!
  5. varado
  6. varando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor varar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vastlopen atasco; estrellamiento; fracaso; obstrucción
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klem komen abarrancarse; atascarse; encallar; varar
vastlopen abarrancarse; atascarse; encallar; varar anudarse; atascarse; bloquearse; cortarse; interrumpirse; meterse en un atolladero; paralizarse; quedarse atascado

Synoniemen voor "varar":


Wiktionary: varar


Cross Translation:
FromToVia
varar stranden beach — run something aground on a beach
varar stranden stranden — (intransitiv) (mit einem Schiff) auf Strand laufen

Verwante vertalingen van vara