Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Zoek: leve

Spaanse en Nederlandse zoekresultaten voor: leve

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

leve:
- licht; niet donker; zacht; zacht aanvoelend; lichtwegend
levar:
- hieven; met een spil omhoogwerken; hieuwen
Wiktionary:
- leve → licht
- leve → zacht, mild, onbeduidend, licht

Spaans

Uitgebreide vertaling voor leve (Spaans) in het Nederlands

leve:

leve bijvoeglijk naamwoord

leve (luminoso; claro; ligero; fácil)
licht; niet donker
- licht bijvoeglijk naamwoord
- niet donker bijvoeglijk naamwoord
leve (suave; dulce; tierno)
zacht; zacht aanvoelend
- zacht bijvoeglijk naamwoord
- zacht aanvoelend bijvoeglijk naamwoord
leve (ligero; llano; ligeramente)
licht; lichtwegend
- licht bijvoeglijk naamwoord
- lichtwegend bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor leve:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
licht	claro; fácil; leve; ligeramente; ligero; llano; luminoso	cómodo; fácil; fácilmente; sencillo; simple; sin complicaciones; sin esfuerzo
zacht	dulce; leve; suave; tierno	amplio; blando; clemente; con generosidad; dadivoso; desprendido; espléndido; generoso; indulgente; noble; tolerante
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
lichtwegend	leve; ligeramente; ligero; llano
niet donker	claro; fácil; leve; ligero; luminoso
zacht aanvoelend	dulce; leve; suave; tierno

Verwante woorden van "leve":

leva, levas, leves

Synoniemen voor "leve":

aéreo; etéreo; ligero; sutil; vaporoso; volátil; delicado; tenue
lene; suave; dulce; agradable; apacible; sosegado; tranquilo; blando; tierno; dúctil; elástico; esponjoso; blanduzco; blandengue; flácido; flexible; muelle; fuelle; inconsistente; maduro; maleable; mórbido; mullido; flojo
liviano
mínimo; exiguo; pequeño; imperceptible; insignificante; intrascendente; reducido; minúsculo
vago; indeterminado; ingrávido
venial

Wiktionary: leve

leve

adjective

van een gewicht
- licht → ligero; leve

Cross Translation:

From	To	Via
• leve	→ zacht; mild	↔ mild — gentle; pleasant; kind; soft
• leve	→ onbeduidend	↔ slight — insignificant
• leve	→ licht	↔ léger — Dont le poids est faible, qui ne pèse guère.

levar:

levar werkwoord

levar (izar; levar el ancla)
hieven; met een spil omhoogwerken; hieuwen
- hieven werkwoord
- met een spil omhoogwerken werkwoord
- hieuwen werkwoord

Conjugations for levar:

presente

levo
levas
leva
levamos
leváis
levan

imperfecto

levaba
levabas
levaba
levábamos
levabais
levaban

indefinido

levé
levaste
levó
levamos
levasteis
levaron

fut. de ind.

levaré
levarás
levará
levaremos
levaréis
levarán

condic.

levaría
levarías
levaría
levaríamos
levaríais
levarían

pres. de subj.

que leve
que leves
que leve
que levemos
que levéis
que leven

imp. de subj.

que levara
que levaras
que levara
que leváramos
que levarais
que levaran

miscelánea

¡leva!
¡levad!
¡no leves!
¡no levéis!
levado
levando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor levar:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
hieuwen	izar; levar; levar el ancla
hieven	izar; levar; levar el ancla
met een spil omhoogwerken	izar; levar; levar el ancla

Synoniemen voor "levar":

izar; elevar; alzar; levantar