Justificar: vertaling Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

justificar:
- rechtvaardigen; wettigen; verantwoorden; goedpraten; rechtpraten; uitvullen
Wiktionary:
- justificar → rechtvaardigen, verantwoorden
- justificar → rechtvaardigen, uitlijnen, verontschuldigen

Spaans

Uitgebreide vertaling voor justificar (Spaans) in het Nederlands

justificar:

justificar werkwoord

justificar (legitimar)
rechtvaardigen; wettigen
- rechtvaardigen werkwoord
- wettigen werkwoord (wettig, wettigt, wettigde, wettigden, gewettigd)
justificar (rendir cuenta; dar cuenta de; legitimar; explicar)
verantwoorden
- verantwoorden werkwoord (verantwoord, verantwoordt, verantwoordde, verantwoordden, verantwoord)
justificar (dar cuenta de)
goedpraten; rechtpraten
- goedpraten werkwoord (praat goed, praatte goed, praatten goed, goedgepraat)
- rechtpraten werkwoord
justificar
uitvullen
- uitvullen werkwoord

Conjugations for justificar:

presente

justifico
justificas
justifica
justificamos
justificáis
justifican

imperfecto

justificaba
justificabas
justificaba
justificábamos
justificabais
justificaban

indefinido

justifiqué
justificaste
justificó
justificamos
justificasteis
justificaron

fut. de ind.

justificaré
justificarás
justificará
justificaremos
justificaréis
justificarán

condic.

justificaría
justificarías
justificaría
justificaríamos
justificaríais
justificarían

pres. de subj.

que justifique
que justifiques
que justifique
que justifiquemos
que justifiquéis
que justifiquen

imp. de subj.

que justificara
que justificaras
que justificara
que justificáramos
que justificarais
que justificaran

miscelánea

¡justifica!
¡justificad!
¡no justifiques!
¡no justifiquéis!
justificado
justificando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor justificar:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
goedpraten	dar cuenta de; justificar
rechtpraten	dar cuenta de; justificar
rechtvaardigen	justificar; legitimar
uitvullen	justificar
verantwoorden	dar cuenta de; explicar; justificar; legitimar; rendir cuenta
wettigen	justificar; legitimar

Synoniemen voor "justificar":

alegar; demostrar; acreditar; razonar; documentar; evidenciar; explicar; testimoniar; aducir; argumentar; discurrir; raciocinar
basarse; fundarse; fundamentarse; apoyarse; probar

Wiktionary: justificar

justificar

verb

onderbouwen volgens bepaalde ethische beginselen
- rechtvaardigen → justificar; cohonestar; inocentar; motivar; santificar; sincerar
rechtvaardigen
- verantwoorden → justificar

Cross Translation:

From	To	Via
• justificar	→ rechtvaardigen	↔ justify — provide an acceptable explanation
• justificar	→ rechtvaardigen	↔ justify — give a good, acceptable reason for something
• justificar	→ uitlijnen	↔ justify — arrange lines on a page or computer screen
• justificar	→ verontschuldigen	↔ entschuldigen — transitiv: freisprechen von einer Schuld
• justificar	→ rechtvaardigen	↔ justifier — prouver qu’une chose n’était pas fausse
• justificar	→ rechtvaardigen	↔ justifier — montrer la vérité de ce qu’on avance

Computer vertaling door derden: