Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- exportar:
-
Wiktionary:
- exportar → exporteren, uitvoeren
- exportar → exporteren
Spaans
Uitgebreide vertaling voor exportar (Spaans) in het Nederlands
exportar:
-
exportar
-
exportar
Conjugations for exportar:
presente
- exporto
- exportas
- exporta
- exportamos
- exportáis
- exportan
imperfecto
- exportaba
- exportabas
- exportaba
- exportábamos
- exportabais
- exportaban
indefinido
- exporté
- exportaste
- exportó
- exportamos
- exportasteis
- exportaron
fut. de ind.
- exportaré
- exportarás
- exportará
- exportaremos
- exportaréis
- exportarán
condic.
- exportaría
- exportarías
- exportaría
- exportaríamos
- exportaríais
- exportarían
pres. de subj.
- que exporte
- que exportes
- que exporte
- que exportemos
- que exportéis
- que exporten
imp. de subj.
- que exportara
- que exportaras
- que exportara
- que exportáramos
- que exportarais
- que exportaran
miscelánea
- ¡exporta!
- ¡exportad!
- ¡no exportes!
- ¡no exportéis!
- exportado
- exportando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor exportar:
| Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| uitvoeren | efectuación; ejecución; fase de ejecución; realización | |
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| exporteren | exportar | |
| uitvoeren | exportar | actuar; efectuar; ejecutar; hacer; hacer realizar; realizar |
Wiktionary: exportar
exportar
Cross Translation:
verb
-
goederen aan een afnemer in het buitenland verhandelen
-
exporteren
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • exportar | → exporteren | ↔ export — to sell (goods) to a foreign country |
Computer vertaling door derden: