Spaans

Uitgebreide vertaling voor abrigo (Spaans) in het Nederlands

abrigo:

abrigo [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el abrigo
    de mantel; de overjas
    • mantel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • overjas [de ~] zelfstandig naamwoord
    de jas
    – kledingstuk dat je over je andere kleren draagt als je naar buiten gaat 1
    • jas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • koop maar een warme jas voor de winter1
  2. el abrigo (sobradillo; garita de centinela; cobertizo; )
    het afdak; de luifel
    • afdak [het ~] zelfstandig naamwoord
    • luifel [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. el abrigo (parada del autobús; cobertizo; parada cubierta)
    de bushalte; het bushokje; de abri
    • bushalte [de ~] zelfstandig naamwoord
    • bushokje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • abri [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. el abrigo (escondrijo; refugio; tibieza; )
    de abri; het wachthuisje
    • abri [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • wachthuisje [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. el abrigo (chaquetón; chaqueta; traje sastre; anorak)
    de mantel; de overjas
    • mantel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • overjas [de ~] zelfstandig naamwoord
  6. el abrigo (tele; chaqueta; chaquetón)
    de buis; de beeldbuis
    • buis [de ~] zelfstandig naamwoord
    • beeldbuis [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor abrigo:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abri abrigo; cobertizo; escondite; escondrijo; garita de centinela; parada cubierta; parada del autobús; refugio; tibieza
afdak abrigo; cobertizo; garita de centinela; pabellón; parada cubierta; portal; pórtico; sobradillo; vestíbulo
beeldbuis abrigo; chaqueta; chaquetón; tele
buis abrigo; chaqueta; chaquetón; tele aparato de televisión; tele; televisión; televisor; tubo
bushalte abrigo; cobertizo; parada cubierta; parada del autobús parade de autobus
bushokje abrigo; cobertizo; parada cubierta; parada del autobús
jas abrigo parka; rebeca
luifel abrigo; cobertizo; garita de centinela; pabellón; parada cubierta; portal; pórtico; sobradillo; vestíbulo
mantel abrigo; anorak; chaqueta; chaquetón; traje sastre
overjas abrigo; anorak; chaqueta; chaquetón; traje sastre
wachthuisje abrigo; cobertizo; escondite; escondrijo; garita de centinela; refugio; tibieza

Verwante woorden van "abrigo":

  • abriga, abrigas

Synoniemen voor "abrigo":


Wiktionary: abrigo

abrigo
noun
  1. de genomen maatregelen die er zo goed mogelijk voor zorgen dat er niets verkeerds gebeurt
  2. kleding|nld kledingstuk dat over andere kledingstukken gedragen wordt en die de romp en armen bedekt
  3. een jas die doorgaans als bescherming van de kleding wordt gebruikt

Cross Translation:
FromToVia
abrigo mantel; jas coat — outer garment covering the upper torso and arms
abrigo jas; overjas paletot — A loose outer jacket, overcoat
abrigo onderdak shelter — a refuge or other protection
abrigo heenkomen; schuilplaats; toeverlaat; toevlucht; toevluchtsoord; afdak; luifel; markies; zonnescherm; bunker; asiel; vrijplaats; wachthuisje; abri; schutdak abriTraductions à trier suivant le sens.
abrigo jas; mantel manteau — Vêtement
abrigo jas; overjas paletot — vêtement|fr vêtement qui se porte par-dessus les autres vêtements.

abrigo vorm van abrigar:

abrigar werkwoord

  1. abrigar (acariciar; arrellanarse)
    koesteren
    • koesteren werkwoord (koester, koestert, koesterde, koesterden, gekoesterd)
  2. abrigar (encubrir; proteger; cubrir; )
    afschermen; afdekken; beschermen; afschutten; beschutten
    • afschermen werkwoord (scherm af, schermt af, schermde af, schermden af, afgeschermd)
    • afdekken werkwoord (dek af, dekt af, dekte af, dekten af, afgedekt)
    • beschermen werkwoord (bescherm, beschermt, beschermde, beschermden, beschermd)
    • afschutten werkwoord (schut af, schutte af, schutten af, afgeschut)
    • beschutten werkwoord (beschut, beschutte, beschutten, beschut)

Conjugations for abrigar:

presente
  1. abrigo
  2. abrigas
  3. abriga
  4. abrigamos
  5. abrigáis
  6. abrigan
imperfecto
  1. abrigaba
  2. abrigabas
  3. abrigaba
  4. abrigábamos
  5. abrigabais
  6. abrigaban
indefinido
  1. abrigué
  2. abrigaste
  3. abrigó
  4. abrigamos
  5. abrigasteis
  6. abrigaron
fut. de ind.
  1. abrigaré
  2. abrigarás
  3. abrigará
  4. abrigaremos
  5. abrigaréis
  6. abrigarán
condic.
  1. abrigaría
  2. abrigarías
  3. abrigaría
  4. abrigaríamos
  5. abrigaríais
  6. abrigarían
pres. de subj.
  1. que abrigue
  2. que abrigues
  3. que abrigue
  4. que abriguemos
  5. que abriguéis
  6. que abriguen
imp. de subj.
  1. que abrigara
  2. que abrigaras
  3. que abrigara
  4. que abrigáramos
  5. que abrigarais
  6. que abrigaran
miscelánea
  1. ¡abriga!
  2. ¡abrigad!
  3. ¡no abrigues!
  4. ¡no abriguéis!
  5. abrigado
  6. abrigando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor abrigar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdekken protección
afschermen protección
afschutten tabicar
beschermen protección
koesteren tratar con afecto
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdekken abrigar; camuflar; cercar; cubrir; encerrar; encubrir; guardar; proteger; tapar blindar; cubrir; recoger; recoger la mesa
afschermen abrigar; camuflar; cercar; cubrir; encerrar; encubrir; guardar; proteger; tapar echar el cerrojo
afschutten abrigar; camuflar; cercar; cubrir; encerrar; encubrir; guardar; proteger; tapar cerrar; poner una valla
beschermen abrigar; camuflar; cercar; cubrir; encerrar; encubrir; guardar; proteger; tapar amparar; conservar; defender; defensar; disimular; esconder; guardar; proteger; proteger con un sistema de seguridad; proveer de una instalación de alarma; salvaguardar
beschutten abrigar; camuflar; cercar; cubrir; encerrar; encubrir; guardar; proteger; tapar defender; defensar; disimular; esconder; guardar; proteger; salvaguardar
koesteren abrigar; acariciar; arrellanarse

Synoniemen voor "abrigar":


Wiktionary: abrigar

abrigar
verb
  1. beschermen, met name tegen weer en wind

Cross Translation:
FromToVia
abrigar induffelen bundle — to dress someone warmly
abrigar induffelen bundle — intransitive: to dress warmly
abrigar dekken; bedekken cover — to conceal or protect
abrigar beveiligen; in veiligheid brengen; veilig stellen; vrijwaren; behoeden; beschermen; gastvrijheid verlenen aan; onderdak bieden; onder dak brengen; beschutten abriter — mettre à l'abri

Verwante vertalingen van abrigo