Spaans

Uitgebreide vertaling voor transportar (Spaans) in het Nederlands

transportar:

transportar werkwoord

  1. transportar (trasladar)
    vervoeren; iets transporteren
  2. transportar (conducir)
    vervoeren; transporteren
    • vervoeren werkwoord (vervoer, vervoert, vervoerde, vervoerden, vervoerd)
    • transporteren werkwoord (transporteer, transporteert, transporteerde, transporteerden, getransporteerd)
  3. transportar (traer; acompañar; trasladar; alcanzar; apasionar)
    meebrengen; brengen; langs brengen
    • meebrengen werkwoord (breng mee, brengt mee, bracht mee, brachten mee, meegebracht)
    • brengen werkwoord (breng, brengt, bracht, brachten, gebracht)
    • langs brengen werkwoord
  4. transportar (movilizar; mover)
    mobiliseren
    • mobiliseren werkwoord (mobiliseer, mobiliseert, mobiliseerde, mobiliseerden, gemobiliseerd)
  5. transportar (traer)
    toedragen; toevoeren
    • toedragen werkwoord (draag toe, draagt toe, droeg toe, droegen toe, toegedragen)
    • toevoeren werkwoord (voer toe, voert toe, voerde toe, voerden toe, toegevoerd)
  6. transportar (evacuar; trasladar)
    wegleiden; wegvoeren
    • wegleiden werkwoord (leid weg, leidt weg, leidde weg, leidden weg, weggeleid)
    • wegvoeren werkwoord (voer weg, voert weg, voerde weg, voerden weg, weggevoerd)

Conjugations for transportar:

presente
  1. transporto
  2. transportas
  3. transporta
  4. transportamos
  5. transportáis
  6. transportan
imperfecto
  1. transportaba
  2. transportabas
  3. transportaba
  4. transportábamos
  5. transportabais
  6. transportaban
indefinido
  1. transporté
  2. transportaste
  3. transportó
  4. transportamos
  5. transportasteis
  6. transportaron
fut. de ind.
  1. transportaré
  2. transportarás
  3. transportará
  4. transportaremos
  5. transportaréis
  6. transportarán
condic.
  1. transportaría
  2. transportarías
  3. transportaría
  4. transportaríamos
  5. transportaríais
  6. transportarían
pres. de subj.
  1. que transporte
  2. que transportes
  3. que transporte
  4. que transportemos
  5. que transportéis
  6. que transporten
imp. de subj.
  1. que transportara
  2. que transportaras
  3. que transportara
  4. que transportáramos
  5. que transportarais
  6. que transportaran
miscelánea
  1. ¡transporta!
  2. ¡transportad!
  3. ¡no transportes!
  4. ¡no transportéis!
  5. transportado
  6. transportando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor transportar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
langs brengen llevar a alguien; llevar consigo; traer
meebrengen llevar a alguien; llevar consigo; traer
wegleiden llevarse
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brengen acompañar; alcanzar; apasionar; traer; transportar; trasladar acompañar; entregar; entregar a; entregar a domicilio; llevar; mandar; repartir; repartir a domicilio; suministrar; traer
iets transporteren transportar; trasladar
langs brengen acompañar; alcanzar; apasionar; traer; transportar; trasladar
meebrengen acompañar; alcanzar; apasionar; traer; transportar; trasladar
mobiliseren mover; movilizar; transportar
toedragen traer; transportar
toevoeren traer; transportar
transporteren conducir; transportar
vervoeren conducir; transportar; trasladar arrobar; cambiar de lugar; cambiar de sitio; cambiar la fecha; desplazar; extasiar; mover; transferir; trasladar
wegleiden evacuar; transportar; trasladar
wegvoeren evacuar; transportar; trasladar llevarse

Synoniemen voor "transportar":


Wiktionary: transportar

transportar
verb
  1. personen of objecten naar een andere plek brengen

Cross Translation:
FromToVia
transportar overdragen convey — to carry
transportar overbrengen; voeren; vervoeren; transporteren transport — carry or bear from one place to another
transportar dragen tragen — etwas mit den Armen oder auf dem Rücken von einem Ort zu einem anderen Ort transportieren
transportar transporteren transportieren — (transitiv) (unter Zuhilfenahme eines Transportmittels) etwas oder jemanden von einem Ort an einen anderen bringen/schaffen
transportar overbrengen; transporteren; voeren; vervoeren; terugbrengen; uitstellen reporter — Traductions à trier suivant le sens
transportar overbrengen; transporteren; voeren; vervoeren transporterporter d’un lieu dans un autre.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van transportar