Lugar: vertaling Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

lugar:
- plaats; locatie; plek; hoek; streek; oord; buurtschap; gehucht; gat
Wiktionary:
- lugar → aanleiding, locatie, ruimte
- lugar → ergens anders, elders, locatie, plaats, positie, posities, ruimte, kamer, vertrek, oord, plek, lokaliteit, zetel, aanleiding, dorp, stad, stadje, woonplaats

Spaans

Uitgebreide vertaling voor lugar (Spaans) in het Nederlands

el lugar (sitio; localidad; espacio; posición; punto; puesto; asiento; patio; zona)
de plaats; de locatie; de plek
- plaats [de ~] zelfstandig naamwoord
- locatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- plek [de ~] zelfstandig naamwoord
el lugar (sitio; región; comarca; rincón; zona; paraje)
de hoek; de streek; het oord
- hoek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- streek [de ~] zelfstandig naamwoord
- oord [het ~] zelfstandig naamwoord
el lugar (aldea; hueco; caserío; hoyo; agujero; apertura; mancha; destino; abertura; tacha; pueblo; bache; boquete; hendidura)
de buurtschap; het gehucht; het gat
- buurtschap [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gehucht [het ~] zelfstandig naamwoord
- gat [het ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
buurtschap	abertura; agujero; aldea; apertura; bache; boquete; caserío; destino; hendidura; hoyo; hueco; lugar; mancha; pueblo; tacha	aldea; pueblo
gat	abertura; agujero; aldea; apertura; bache; boquete; caserío; destino; hendidura; hoyo; hueco; lugar; mancha; pueblo; tacha	agujero; ano; boquete; brecha; entalladura; escopladura; gotera; muesca
gehucht	abertura; agujero; aldea; apertura; bache; boquete; caserío; destino; hendidura; hoyo; hueco; lugar; mancha; pueblo; tacha
hoek	comarca; lugar; paraje; región; rincón; sitio; zona	escondite; escondrijo; esquina; golpe; refugio; rincón; ángulo
locatie	asiento; espacio; localidad; lugar; patio; posición; puesto; punto; sitio; zona	situación; ubicación
oord	comarca; lugar; paraje; región; rincón; sitio; zona	comarca; región; zona
plaats	asiento; espacio; localidad; lugar; patio; posición; puesto; punto; sitio; zona	comarca; región; zona
plek	asiento; espacio; localidad; lugar; patio; posición; puesto; punto; sitio; zona
streek	comarca; lugar; paraje; región; rincón; sitio; zona	acecho; anzuelo; canallada; capas; cebo; comarca; distrito; jugada; jugarreta; locura; provincia; región; señuelo; territorio; zona

lugar

noun

datgene wat iets tot gevolg heeft
- aanleiding → causa; lugar; motivo; ocasión; razón
een bepaald punt in de ruimte
- locatie → sitio; lugar
vertrek, kamer
- ruimte → local; localidad; lugar; sitio

Cross Translation:

From	To	Via
• lugar	→ ergens anders; elders	↔ elsewhere — in or at some other place
• lugar	→ elders	↔ elsewhere — to some other place
• lugar	→ locatie; plaats	↔ location — place
• lugar	→ plaats	↔ place — location, position
• lugar	→ positie; posities	↔ place — numeric: the column counting a certain quantity
• lugar	→ ruimte; kamer; vertrek	↔ room — space
• lugar	→ oord	↔ Ort — lokalisierbarer, begrenzter Platz, definierte Stelle (punktförmig oder ausgedehnt) auf einer Fläche oder im Raum
• lugar	→ plaats; plek	↔ Stelle — allgemeiner Ausdruck für einen Platz auf diversen Oberflächen
• lugar	→ plaats; plek	↔ endroit — Partie bien déterminée d’un espace, d’une chose ou d’un corps.
• lugar	→ lokaliteit; oord; ruimte; zetel	↔ endroit — partie bien déterminée d’un espace, d’une chose ou d’un corps.
• lugar	→ plaats; locatie; plek; lokaliteit; oord; ruimte; zetel; aanleiding	↔ lieu — portion de l’espace, soit prise en elle-même, soit considérée par rapport à ce qui l’occuper.
• lugar	→ dorp; plaats; stad; stadje; woonplaats; lokaliteit; oord; ruimte; zetel	↔ localité — lieu habité.