Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- nombrar:
-
Wiktionary:
- nombrar → aanstellen, benoemen
- nombrar → noemen, kiezen, zeggen, benoemen, aanstellen, heten, uitmaken voor
Spaans
Uitgebreide vertaling voor nombrar (Spaans) in het Nederlands
nombrar:
-
nombrar (llamar; calificar)
noemen; benoemen; een naam geven; vernoemen-
een naam geven werkwoord (geef een naam, geeft een naam, gaf een naam, gaven een naam, een naam gegeven)
-
nombrar (instalar; establecer; crear; formar)
-
nombrar (mencionar; llamar; hacer mención; avisar; citar; notificar)
-
nombrar (llamar; nombrar como; calificar; mencionar; titular; designar; calificar de; poner el nombre de)
-
nombrar (tener objeciones a; observar; reprender; proponer; considerar; señalar; notar)
-
nombrar (recomendar; proponer)
-
nombrar (referir; designar)
-
nombrar (nominar; designar; contratar)
-
nombrar (considerar; considerar como)
op het oog hebben-
op het oog hebben werkwoord
-
Vertaal Matrix voor nombrar:
Synoniemen voor "nombrar":
Wiktionary: nombrar
nombrar
Cross Translation:
verb
-
benoemen
-
(overgankelijk) ~ tot iemand aanwijzen voor het vervullen van een bepaald ambt
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• nombrar | → noemen | ↔ name — to give a name to |
• nombrar | → kiezen; zeggen | ↔ name — to mention, specify |
• nombrar | → benoemen | ↔ name — to publicly implicate |
• nombrar | → aanstellen | ↔ name — to designate for a role |
• nombrar | → noemen; heten; uitmaken voor | ↔ nommer — Attribuer, imposer un nom à une personne ou une chose. (Sens général). |