Adaptar: vertaling Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

adaptar:
- aanpassen; bijstellen; omschakelen; overschakelen; afstemmen; gelijkschakelen; verbasteren; vervormen
Wiktionary:
- adaptar → aanpassen, adapteren
- adaptar → accommoderen, aanpassen, aanrichten, arrangeren, ordenen, regelen, adapteren, aanbrengen

Spaans

Uitgebreide vertaling voor adaptar (Spaans) in het Nederlands

adaptar:

adaptar werkwoord

adaptar (ajustar)
aanpassen; bijstellen
- aanpassen werkwoord (pas aan, past aan, paste aan, pasten aan, aangepast)
- bijstellen werkwoord (stel bij, stelt bij, stelde bij, stelden bij, bijgesteld)
adaptar (conmutar; adaptarse)
omschakelen; overschakelen
- omschakelen werkwoord (schakel om, schakelt om, schakelde om, schakelden om, omgeschakeld)
- overschakelen werkwoord (schakel over, schakelt over, schakelde over, schakelden over, overgeschakeld)
adaptar (sincronizar)
afstemmen; gelijkschakelen
- afstemmen werkwoord (stem af, stemt af, stemde af, stemden af, afgestemd)
- gelijkschakelen werkwoord (schakel gelijk, schakelt gelijk, schakelde gelijk, schakelden gelijk, gelijkgeschakeld)
adaptar (deformar; adaptarse; desfigurar)
verbasteren; vervormen
- verbasteren werkwoord (verbaster, verbastert, verbasterde, verbasterden, verbasterd)
- vervormen werkwoord (vervorm, vervormt, vervormde, vervormden, vervormd)

Conjugations for adaptar:

presente

adapto
adaptas
adapta
adaptamos
adaptáis
adaptan

imperfecto

adaptaba
adaptabas
adaptaba
adaptábamos
adaptabais
adaptaban

indefinido

adapté
adaptaste
adaptó
adaptamos
adaptasteis
adaptaron

fut. de ind.

adaptaré
adaptarás
adaptará
adaptaremos
adaptaréis
adaptarán

condic.

adaptaría
adaptarías
adaptaría
adaptaríamos
adaptaríais
adaptarían

pres. de subj.

que adapte
que adaptes
que adapte
que adaptemos
que adaptéis
que adapten

imp. de subj.

que adaptara
que adaptaras
que adaptara
que adaptáramos
que adaptarais
que adaptaran

miscelánea

¡adapta!
¡adaptad!
¡no adaptes!
¡no adaptéis!
adaptado
adaptando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor adaptar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afstemmen		ajuste; atonar; igualación; poner a tono; reglaje; regulación; regular; sincronización; sintonizar
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanpassen	adaptar; ajustar	aclimatarse; acostumbrar; acostumbrarse; acostumbrarse a; adaptarse; adecuar; apropiar; contraer el hábito de; familiarizarse con; habituarse a; hacer adecuado; personalización; personalizar; probarse
afstemmen	adaptar; sincronizar	acondicionar; adaptar a; ajustar; ajustar a; armonizar; conciliar; declinar; denegar; descartar; desconocer; desestimar; encaminarse; enfocar; formar; hacer volver; instalar; negar; no aceptar; no aprobar; no funcionar; rebatir; rechazar; rechazar por votación; regular; rehusar; renunciar a; repeler; sacudir; sintonizar; subastar; suspender
bijstellen	adaptar; ajustar	ajustar; regular; sintonizar
gelijkschakelen	adaptar; sincronizar
omschakelen	adaptar; adaptarse; conmutar
overschakelen	adaptar; adaptarse; conmutar
verbasteren	adaptar; adaptarse; deformar; desfigurar
vervormen	adaptar; adaptarse; deformar; desfigurar	dar otra forma; deformar; desfigurar; reformar; reorganizar

Synoniemen voor "adaptar":

aclimatar; habituar; acomodar; acostumbrar; ambientar; hacerse; enmarcar; encuadrar; situar; contextualizar
acondicionar; preparar; disponer; adecuar; arreglar; habilitar; capacitar
ahormar; ajustar; amoldar; moldear
conformarse; someterse; plegarse; avenirse; aceptar; consentir; resignarse
naturalizar

Wiktionary: adaptar

adaptar

verb

aansluiten, voegen naar, bruikbaar maken
- aanpassen → adaptar; adecuar; acomodar; amoldar; apropiar
(overgankelijk) (zich) aanpassen aan omstandigheden
- adapteren → acomodar; adaptar

Cross Translation:

From	To	Via
• adaptar	→ accommoderen; aanpassen	↔ accommodate — to adapt to fit
• adaptar	→ aanpassen	↔ adapt — To make suitable
• adaptar	→ aanpassen	↔ tailor — restrict something to particular need
• adaptar	→ aanpassen; accommoderen; aanrichten; arrangeren; ordenen; regelen	↔ accommoder — donner, procurer de la commodité.
• adaptar	→ aanpassen; adapteren; aanbrengen; accommoderen	↔ ajuster — accommoder une chose, en sorte qu’elle s’adapter à une autre.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van adaptar

adaptar a