Spaans

Uitgebreide vertaling voor quemar (Spaans) in het Nederlands

quemar:

quemar werkwoord

  1. quemar (incinerar)
    verbranden; verassen; cremeren
    • verbranden werkwoord (verbrand, verbrandt, verbrandde, verbrandden, verbrand)
    • verassen werkwoord
    • cremeren werkwoord (cremeer, cremeert, cremeerde, cremeerden, gecremeerd)
  2. quemar (avivar; instigar; apresurar; )
    stoken; opstoken; poken; aanblazen; aanstoken; oppoken; aanwakkeren
    • stoken werkwoord (stook, stookt, stookte, stookten, gestookt)
    • opstoken werkwoord (stook op, stookt op, stookte op, stookten op, opgestookt)
    • poken werkwoord
    • aanblazen werkwoord (blaas aan, blaast aan, blies aan, bliezen aan, aangeblazen)
    • aanstoken werkwoord (stook aan, stookt aan, stookte aan, stookten aan, aangestookt)
    • oppoken werkwoord (pook op, pookt op, pookte op, pookten op, opgepookt)
    • aanwakkeren werkwoord (wakker aan, wakkert aan, wakkerde aan, wakkerden aan, aangewakkerd)
  3. quemar (quedar reducido a cenizas; apagarse; inflamarse; quemarse; incendiarse)
    uitbranden; opbranden
    • uitbranden werkwoord (brand uit, brandt uit, brandde uit, brandden uit, uitgebrand)
    • opbranden werkwoord (brand op, brandt op, brandde op, brandden op, opgebrand)

Conjugations for quemar:

presente
  1. quemo
  2. quemas
  3. quema
  4. quemamos
  5. quemáis
  6. queman
imperfecto
  1. quemaba
  2. quemabas
  3. quemaba
  4. quemábamos
  5. quemabais
  6. quemaban
indefinido
  1. quemé
  2. quemaste
  3. quemó
  4. quemamos
  5. quemasteis
  6. quemaron
fut. de ind.
  1. quemaré
  2. quemarás
  3. quemará
  4. quemaremos
  5. quemaréis
  6. quemarán
condic.
  1. quemaría
  2. quemarías
  3. quemaría
  4. quemaríamos
  5. quemaríais
  6. quemarían
pres. de subj.
  1. que queme
  2. que quemes
  3. que queme
  4. que quememos
  5. que queméis
  6. que quemen
imp. de subj.
  1. que quemara
  2. que quemaras
  3. que quemara
  4. que quemáramos
  5. que quemarais
  6. que quemaran
miscelánea
  1. ¡quema!
  2. ¡quemad!
  3. ¡no quemes!
  4. ¡no queméis!
  5. quemado
  6. quemando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

quemar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el quemar (arder; abrasar; tostar)
    het branden
    • branden [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. el quemar (quemarse)
    verbranden

Vertaal Matrix voor quemar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanstoken incitación; instigación
branden abrasar; arder; quemar; tostar
opstoken incitación; instigación
poken atizadores
verbranden quemar; quemarse
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanblazen acuciar; amotinar; apresurar; atizar; avivar; azuzar; enredar; incitar; instigar; quemar animar; atizar; encandilar
aanstoken acuciar; amotinar; apresurar; atizar; avivar; azuzar; enredar; incitar; instigar; quemar animar; apresurar; atizar; avivar; encender; estimular; excitar; impulsar a; incitar; incitar a; instigar; poner en pie; sembrar discordia
aanwakkeren acuciar; amotinar; apresurar; atizar; avivar; azuzar; enredar; incitar; instigar; quemar animar; apresurar; atizar; avivar; encandilar; encender; estimular; excitar; impulsar a; incitar; incitar a; instigar; poner en pie; provocar; sembrar discordia
branden arder; calcinar; estigmatizar; grabar
cremeren incinerar; quemar
opbranden apagarse; incendiarse; inflamarse; quedar reducido a cenizas; quemar; quemarse
oppoken acuciar; amotinar; apresurar; atizar; avivar; azuzar; enredar; incitar; instigar; quemar agitar; atizar; estimular; incitar; instigar; provocar
opstoken acuciar; amotinar; apresurar; atizar; avivar; azuzar; enredar; incitar; instigar; quemar agitar; animar; apresurar; atizar; avivar; encender; estimular; excitar; impulsar a; incitar; incitar a; instigar; poner en pie; sembrar discordia
poken acuciar; amotinar; apresurar; atizar; avivar; azuzar; enredar; incitar; instigar; quemar animar; apresurar; atizar; avivar; encender; estimular; excitar; impulsar a; incitar; incitar a; instigar; poner en pie; sembrar discordia
stoken acuciar; amotinar; apresurar; atizar; avivar; azuzar; enredar; incitar; instigar; quemar destilar
uitbranden apagarse; incendiarse; inflamarse; quedar reducido a cenizas; quemar; quemarse destruir por incendio; incendiar; quemar totalmente
verassen incinerar; quemar
verbranden incinerar; quemar

Synoniemen voor "quemar":


Wiktionary: quemar

quemar
verb
  1. verteerd worden door vuur
  2. verteerd worden door vuur of hitte

Cross Translation:
FromToVia
quemar verbranding; afbranden burn — act of burning something
quemar branden; verteren; verbranden burn — be consumed by fire
quemar verbranden burn — cause to be consumed by fire
quemar verbranden burn — injure (a person or animal) with heat or caustic chemicals
quemar branden burn — write data
quemar branden brennenintransitiv, in Flammen stehen, dem Feuer ausgesetzt sein

Verwante vertalingen van quemar