Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- mata:
- mate:
-
matar:
- doden; vermoorden; liquideren; van kant maken; doodmaken; afmaken; doodslaan; ombrengen; moorden; afslachten; om het leven brengen; slachten; neerhalen; neersabelen; terechtstellen; ter dood brengen; executeren; doodschieten; afschieten; fusilleren; afknallen; smashen
- afknallen; van kant maken; doden
-
Wiktionary:
- mata → heester, mastiekboom
- mata → mastaka, mastiekboom, plant, gewas, struik, heester, boompje, bosje, kreupelhout
- mate → dof
- mate → schaakmat, mat, dof, wiskunde
- matar → doden, ombrengen, vermoorden
- matar → slachten, doden, vermoorden, afbreken, slopen, neerhalen, kappen, vellen, neervellen, wippen, afhakken, afhouwen, afkappen, omhakken, deprimeren, neerdrukken, neerslachtig maken, terneerdrukken, delven, opduikelen, opgraven, rooien, uitgraven, winnen, uitputten, putten uit, omkappen, afslachten, fnuiken, verzwakken, bevangen, overwinnen, verslaan, zegevieren, neerkomen, doodmaken, ombrengen, doodschieten, fusilleren, de moed ontnemen, ontmoedigen, afleggen, aflopen, doorgaan, gaan door, bedaren, geruststellen, kalmeren, kleinmaken, vernederen, verootmoedigen
Spaans
Uitgebreide vertaling voor mata (Spaans) in het Nederlands
mata:
Vertaal Matrix voor mata:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
pol | macolla; manita; mata | |
struiken | arbusto; mata | arbustos |
struikgewas | arbusto; mata | cultivo de árboles en forma de arbusto |
struweel | arbusto; mata |
Verwante woorden van "mata":
Synoniemen voor "mata":
Wiktionary: mata
mata
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• mata | → mastaka; mastiekboom | ↔ mastic — the shrub or tree Pistacia lentiscus |
• mata | → plant; gewas | ↔ plant — organism capable of photosynthesis |
• mata | → struik; heester | ↔ shrub — woody plant |
• mata | → boompje; heester | ↔ arbrisseau — Petit arbre ; végétal ligneux dont la tige se diviser en rameaux dès sa base. |
• mata | → struik; bosje | ↔ buisson — touffe d’arbustes sauvages. |
• mata | → kreupelhout | ↔ fourré — endroit d’un bois, d’une forêt, etc., où il y a un assemblage épais d’arbrisseaux, d’arbustes, de broussailles. — note On dit : le fourré d’un bois, ou, absolument, le fourré. |
mate:
-
mate (apagado; sin brillo)
mat; dof; flets; niet helder-
mat bijvoeglijk naamwoord
-
dof bijvoeglijk naamwoord
-
flets bijvoeglijk naamwoord
-
niet helder bijvoeglijk naamwoord
-
-
mate (sin brillo; pálido)
-
mate (apagado)
-
mate (pálido; sin brillo; apagado; descolorido; deslustrado)
Vertaal Matrix voor mate:
Verwante woorden van "mate":
Synoniemen voor "mate":
Wiktionary: mate
mate
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• mate | → schaakmat; mat | ↔ checkmate — conclusive victory in a game of chess |
• mate | → mat | ↔ dull — not shiny |
• mate | → dof | ↔ lackluster — Having no shine or lustre; dull |
• mate | → wiskunde | ↔ maths — short form of mathematics |
• mate | → mat | ↔ matte — not reflective of light |
• mate | → schaakmat | ↔ schachmatt — beim Schach: unfähig, dem Verlust des unmittelbar angegriffenen Königs beim Schachspiel entgegenzuwirken, und damit die Partie verlierend |
matar:
-
matar (dar muerte a; terminar; realizar; interrumpir; efectuar; poner término a una; liquidar a una persona; poner fin a una)
doden; vermoorden; liquideren; van kant maken; doodmaken; afmaken; doodslaan; ombrengen-
van kant maken werkwoord (maak van kant, maakt van kant, maakte van kant, maakten van kant, van kant gemaakt)
-
matar (asesinar)
afmaken; moorden; afslachten; doden; ombrengen; om het leven brengen; vermoorden-
om het leven brengen werkwoord
-
matar (rematar; sacrificar)
-
matar (tirar abajo; arrancar; asesinar; derribar; desembarcar; abatir; arriar; menoscabar; rezagarse; dejar atrás; matar a tiros; pegar un tiro; echar abajo; matar de un tiro; someter a ejecución forzosa; bajar en picado)
-
matar (ejecutar)
terechtstellen; ter dood brengen; executeren-
terechtstellen werkwoord (stel terecht, stelt terecht, stelde terecht, stelden terecht, terechtgesteld)
-
ter dood brengen werkwoord
-
-
matar (matar a tiros; fusilar; asesinar; matar de un tiro)
-
matar (smashear; aplastar; hacer pedazos)
Conjugations for matar:
presente
- mato
- matas
- mata
- matamos
- matáis
- matan
imperfecto
- mataba
- matabas
- mataba
- matábamos
- matabais
- mataban
indefinido
- maté
- mataste
- mató
- matamos
- matasteis
- mataron
fut. de ind.
- mataré
- matarás
- matará
- mataremos
- mataréis
- matarán
condic.
- mataría
- matarías
- mataría
- mataríamos
- mataríais
- matarían
pres. de subj.
- que mate
- que mates
- que mate
- que matemos
- que matéis
- que maten
imp. de subj.
- que matara
- que mataras
- que matara
- que matáramos
- que matarais
- que mataran
miscelánea
- ¡mata!
- ¡matad!
- ¡no mates!
- ¡no matéis!
- matado
- matando
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
-
el matar
-
el matar (eliminar)
Vertaal Matrix voor matar:
Synoniemen voor "matar":
Wiktionary: matar
matar
Cross Translation:
verb
Cross Translation: