Futilidad: vertaling Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

futilidad:
- onwetendheid; stompzinnigheid; onbenulligheid; geesteloosheid; bagatel; peulenschil; kleinigheid; wissewasje
Wiktionary:
- futilidad → ijdelheid, vruchteloosheid, frivoliteit, lichtzinnigheid, wuftheid

Spaans

Uitgebreide vertaling voor futilidad (Spaans) in het Nederlands

la futilidad (insignificancia; estupidez; majadería)
de onwetendheid; de stompzinnigheid; de onbenulligheid
- onwetendheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- stompzinnigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- onbenulligheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la futilidad (insipidez; tontería; estupidez; nadería; insignificancia)
de geesteloosheid
- geesteloosheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la futilidad (tontería; vaina; bagatela)
de bagatel; de peulenschil; de kleinigheid; het wissewasje
- bagatel [de ~] zelfstandig naamwoord
- peulenschil [de ~] zelfstandig naamwoord
- kleinigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- wissewasje [het ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bagatel	bagatela; futilidad; tontería; vaina	bagatela; cosita; friolera; fruslería; futulidad; insignificancia; naderia; nadería; nimiedad; tontería
geesteloosheid	estupidez; futilidad; insignificancia; insipidez; nadería; tontería
kleinigheid	bagatela; futilidad; tontería; vaina	bagatela; baratija; bujería; chuchería; cosita; friolera; fruslería; futulidad; insignificancia; naderia; nadería; nimiedad; pequeño regalo; tontería
onbenulligheid	estupidez; futilidad; insignificancia; majadería
onwetendheid	estupidez; futilidad; insignificancia; majadería	incapacidad
peulenschil	bagatela; futilidad; tontería; vaina	bagatela; cosita; friolera; fruslería; futulidad; insignificancia; nadería; nimiedad; tontería
stompzinnigheid	estupidez; futilidad; insignificancia; majadería
wissewasje	bagatela; futilidad; tontería; vaina	bagatela; cosita; friolera; fruslería; futulidad; insignificancia; nadería; nimiedad; tontería

Cross Translation:

From	To	Via
• futilidad	→ ijdelheid; vruchteloosheid; frivoliteit; lichtzinnigheid; wuftheid	↔ futilité — caractère d’une chose ou d’une personne futile.